7.7.3.3
7.7.3.4
7.8
7.8.1
7.8.2
64
Externe ON-modusschakelaar
Externe AAN/UIT is een mogelijkheid om een externe AAN/UIT-schakelaar aan te sluiten.
In de UIT-stand is de ingestelde bedrijfstoestand actief. In de Aan-stand wordt de
ingestelde bedrijfstoestand overruled en is de "ON-modus" actief.
1.
Sluit de kabels (X3 en X4 ) aan op punten 21 en 22 volgens de tabel (zie sectie
7.7.1).
2.
Monteer de kabel in de trekontlaster.
3.
Indien u niet meer behoeft aan te sluiten:
-
Monteer de kap van het elektrisch aansluitblok.
-
Monteer de kappen van het toestel.
Extra storingssignaal
Het toestel is voorzien van een relaiscontact dat in geval van een storing geschakeld
wordt. Hierop kan bijvoorbeeld een lamp worden aangesloten om de storing te signaleren.
Een 230V-aansluiting kan rechtstreeks aangestuurd worden. Voor andere voltages is een
door de fabrikant voorgeschreven relais nodig.
1.
Sluit de fasekabels (X1 en X2) aan op punten 10 en 11 volgens de tabel (zie sectie
7.7.1). Sluit indien nodig de aarde (A) aan op punt 12.
2.
Monteer de kabel in de trekontlaster.
3.
Indien u niet meer behoeft aan te sluiten:
-
Monteer de kap van het elektrisch aansluitblok.
-
Monteer de kappen van het toestel.
Inbedrijfstelling
De boiler in bedrijf stellen:
1.
Vul de boiler (zie sectie 7.8.1)
2.
Controleer de voordruk (zie sectie 7.8.2)
3.
Controleer de gasblokdruk (zie sectie 7.8.3)
4.
Controleer het CO
-getal (zie sectie 7.8.4)
2
5.
Schakeldrukmeting (zie sectie 7.8.5)
6.
Schakel de boiler in (zie sectie 7.8.6)
Vullen
Raadpleeg het Installatieschema wanneer u de boiler vult:
1.
Open de afsluiter (11) in de toevoerleiding van het warme water.
2.
Open de afsluiters (4) van de circulatieleiding (C), indien van toepassing.
3.
Controleer of de aftapkraan (9) is gesloten.
4.
Open het dichtstbijzijnde tappunt van de warmwaterleiding (14).
5.
Open de toevoerkraan (4) in de koudwatertoevoerleiding (A). Koud water stroomt de
boiler binnen.
6.
Vul de boiler totdat een sterke stroom water uit het dichtstbijzijnde tappunt stroomt.
De boiler is volledig gevuld.
7.
Open alle tappunten om de hele installatie te ontluchten.
De druk van de watertoevoer in de boiler is nu in orde.
8.
Controleer of er geen water uit het overstortventiel (15) of het T&P-ventiel (3) komt.
Als er wel water uit komt:
-
Onderzoek of de watertoevoerdruk hoger is dan de gespecificeerde waarde in
de Technische informatie. Installeer, indien nodig, een drukreduceerventiel (1).
-
Onderzoek of het overstortventiel in de beveiligde koudwatertoevoer goed is
geïnstalleerd en goed werkt. Vervang, indien nodig, het overstortventiel.
Controleprocedure voordruk
Om de voordruk te controleren handelt u als volgt:
1.
Maak het toestel spanningsloos (zie sectie 4.2.2).
Gedeelte over installatie, service en onderhoud