2. Inbouw van de drukregelaar
Ter voorkoming van overmatige condensaat-
ophoping moet de afstand tussen de com-
pressor en de drukregelaar zo klein moge-
lijk worden gehouden.
Bij uitvoeringen met een filterhouder moet
worden gewaarborgd dat de aflaatplug
naar beneden wijst.
2.1 Compacte drukregelaar
Het instrument wordt direct in de leiding
van de voeding ingebouwd of met behulp
van de bijbehorende bevestigingsonderde-
len op een rail of hoekstuk (tabel toebeho-
ren hoofdstuk 7, blz. 18.
De doorstroomrichting van de voedingslucht
moet worden aangehouden. Deze is via
een pijl op de typeplaat aangegeven.
Aansluitplaat
Standaard sticker
Fig. 3 ⋅ Wijzigen van de doorstroomrichting
Vlakke afdichting
Bevestigingsschroeven
Drukre-
gelaar
Inbouw van de drukregelaar
Bij de uitvoeringen 4708-10xx/-11xx/
-14xx en -17xx kan de doorstroomrichting
als volgt worden gewijzigd.
1. Draai de beide bevestigingsschroeven
los en til de drukregelaar van de aan-
sluitplaat.
2. De vlakke pakking in de drukregelaar
wegnemen en 180° gedraaid conform
figuur 3 opnieuw plaatsen.
3. De drukregelaar vast op de aansluit-
plaat schroeven.
4. De meegeleverde sticker over de pijl op
de typeplaat plakken, zodat tegenover-
gestelde doorstroomrichting wordt aan-
gewezen.
Aansluitplaat
Sticker met pijl
7
EB 8546 NL