3 Luchtaansluitingen
De luchtaansluitingen zijn naar keuze
met G 1/4- of 1/4 NPT-18 schroef-
draad uitgevoerd.
Bij de compacte drukregelaars is de richting
van de voedingslucht van ingang naar uit-
gang gemarkeerd d.m.v. een pijl op de
sticker.
Bij drukregelaars met twee aansluitgaten in
de adapterplaat (figuren 5 en 6 boven) is
de voedingsluchtaansluiting gemarkeerd
met SUPPLY.
De uitgang van de klepstandsteller wordt bij
deze uitvoeringen via het gat OUTPUT door
de adapterplaat naar de aandrijving ge-
leid.
2...3 mm
Fig. 9 ⋅ Manometeraanbouw bijv. bij compacte drukregelaars type 4708-12xx/13xx
20
21
22
0 mm
3.1 Manometer
De montage van een manometer moet zo-
danig worden uitgevoerd, dat na het aantrek-
ken van de contramoer (20) een afstand
van 2 tot 3 mm tussen de contramoer en de
vierkante aansluiting van de manometer
aanwezig is.
Bij de compacte uitvoeringen 4708-
12xx/13xx moet er bovendien op gelet wor-
den, dat de afsluitplug (23) slechts zover
wordt ingeschroefd, dat deze vlak ligt met
de behuizing. Anders kunnen de afdichtin-
gen (21, 22) worden beschadigd. Deze af-
dichtingen behoren of bij de manometer of
bij de plug en moeten daarom ook bij het
wisselen van zijde van de manometer en de
plug mee worden omgebouwd.
23
Luchtaansluitingen
13
EB 8546 NL