7 - STANDAARD REGELINGEN EN OPTIES
7.3
Pompregeling
De hoofdregeling kan een of twee waterwisselaarpompen beheren, door
de aan/uit-status van elke pomp te bepalen. Beide pompen kunnen niet
tegelijkertijd lopen. De pomp wordt ingeschakeld wanneer deze optie is
geconfigureerd en wanneer de eenheid loopt.
De pomp wordt uitgeschakeld wanneer het apparaat uitgeschakeld wordt
vanwege een alarm, tenzij de storing een bevriezingsbeveiligingsfout
is. De pomp kan worden gestart bij bepaalde bedrijfsomstandigheden,
wanneer het verwarmingselement van de warmtewisselaar actief is.
Als de pomp een storing heeft en er een tweede pomp beschikbaar is,
wordt de eenheid gestopt en opnieuw gestart met de tweede pomp. Als er
geen pomp beschikbaar is, wordt de eenheid uitgeschakeld.
Eenheden met aangepaste pompen zijn uitgerust met een stroom
schakelaar, waardoor water stroomregeling mogelijk is. Voor meer
informatie over aandrijvingen, zie Droogloopbeveiliging in paragraaf 3.7.
7.3.1
Configuratie van de pompen
De
basis
pompconfiguratie
Configuratiemenu (PUMPCONF – Pompconfiguratie). Alleen ingelogde
gebruikers hebben toegang tot het menu (zie ook paragraaf 4.5.1).
De eenheid moet worden gestopt.
Bij apparaten met twee pompen kunnen deze pompen automatisch
worden geregeld, of één pomp kan handmatig worden gestart.
Beschikbare pomp(en)
Geen pomp
Een vast toerental pomp
Twee vast toerental pompen
7.3.2
Automatische pompselectie
Als er twee pompen worden geregeld en de omkeerfunctie is geselecteerd
(PUMPCONF - Pompconfiguratie), dan probeert de besturing de draaitijd
van de pomp te beperkend tot de geconfigureerede pomp omschakelings
vertraging. Als deze vertraging is verstreken, wordt de omkeerfunctie van
de pomp geactiveerd.
7.3.3
Pompbescherming
De regeling biedt de mogelijkheid om de pomp elke dag om 14:00 uur
automatisch te starten gedurende 2 seconden wanneer de eenheid is
uitgeschakeld. De verwarmer van de warmtewisselaar en de waterpomp
(voor eenheden met een pomp) kan worden geactiveerd, zo wordt de
warmtewisselaar of de waterpomp beschermt tegen schade wanneer de
eenheid wordt uitgeschakeld voor een lange tijd bij lage buitentemperatuur.
Als het apparaat is uitgerust met twee pompen, wordt de eerste pomp
gestart op even dagen en de tweede pomp op oneven dagen. Het regelmatig
starten van de pomp voor een paar seconden verlengt de levensduur van
de pomplagers en de dichtheid van de pompafdichting. Een periodieke
snelle start van de pomp kan worden ingesteld via het Configuratiemenu
(Pompvastloopbeveiliging, PUMPCONF – Pompconfiguratie).
7.3.4
Eco pomp bedrijfstype
De regeling zorgt voor de Eco pompfunctionaliteit die de pomp periodiek
laat stoppen als er geen koeling of verwarming nodig is. Dit Eco-pomptype
levert energiebesparing op.
BELANGRIJK: het Eco-pomptype is niet beschikbaar voor een
pomp met variabel toerental.
POWERCIAT LX / HYDROCIAT LW
kan
worden
uitgevoerd
via
Pomp configuratie (PumpCONF)
0 (geen pomp)
1 (slechts één pomp)
2 (twee pompen automatisch)
3 (pomp nr. 1 handmatig)
4 (pomp nr. 2 handmatig)
7.3.5
Externe pomp
HYDROCIAT LW koelmachines en POWERCIAT LX koelmachines
kunnen zijn voorzien van een externe variabel toerental koelerpomp
(vaak aangeduid als "externe koelerpomp").
De externe koelerpomp kan als volgt worden geconfigureerd:
Beschikbare pomp
Geen pomp
Een pomp (met vast of variabel toerental)
Afhankelijk van de eenheid (LW/LX) wordt de pomp aangestuurd
door een van de volgende uitgangen:
•
0-10V uitgang op AUX1-printplaat voor HYDROCIAT
LW koelmachines met één circuit,
•
0-10V uitgang op de tweede SIOB/CIOB-printplaat voor
HYDROCIAT LW koelmachines met twee circuits en POWERCIAT
LX koelmachines.
het
De parameter "Varipump Delta Temp Stp" in het SETPOINT menu
wordt gebruikt voor het definiëren van het temperatuurverschil
(delta T) dat moet worden gehandhaafd tussen de waterintrede- en
wateruittredetemperaturen van de koeler.
7.4
Condensorpompregeling
De watercondensorpompregeling is van toepassing op luchtgekoelde
apparaten uitgerust met de optionele warmteterugwinningsmodule
en
watergekoelde
apparaten.
doorlopende
waterpompregeling,
condensorwaterstroomsnelheid en een besparing op de gebruikskosten
wordt gezorgd.
7.5
Verwarming/koeling selectie
Voor eenheden die geconfigureerd zijn in de warmtepompmodus kan
de selectie van verwarmen/koelen op verschillende manieren worden
geregeld, afhankelijk van het actieve bedieningstype. Standaard wordt
de koelingsmodus geselecteerd. Regeling van verwarmen/koelen kan
automatisch of handmatig.
Selectie van verwarmen/koelen kan als volgt worden bepaald:
•
Lokaal op het apparaat in het GENUNIT-menu,
•
Extern via het contact voor selectie van verwarmen/koelen, als het
apparaat in de externe bedrijfsmodus staat,
•
Via een netwerkopdracht als het apparaat in
denetwerkbedrijfsmodus staat.
In de automatische modus, bepaalt de buitenluchttemperatuur de
omschakeling tussen verwarmen/koelen/standy (zie het SETPOINT-
menu voor omschakelingslimieten voor koelen en verwarmen). De
automatische omschakeling is optioneel en vereist gebruikersconfiguratie
(GENUNIT – Algemene parameters).
Selectie
verwarmen/
Aan/Uit
Regeltype
koelen in
status
Lokale
modus
uit
-
aan
lokaal
koelen
aan
lokaal
verwarmen
op afstand
aan
(Remote)
op afstand
aan
(Remote)
aan
netwerk
aan
netwerk
OPMERKING: De automatische omschakelingsmodus kan niet
worden geselecteerd op watergekoelde apparaten.
NL - 38
Koelerpomp configuratie
(PUMPCONF)
0 (geen pomp)
1 (slechts één pomp)
Deze
functie
zorgt
waardoor
voor
Contact
Selecteren
verwarmen/
verwarmen/
koelen in
koelen
Lokale modus
-
-
-
-
-
-
-
-
Aan koelen
-
-
Aan verwarmen
-
-
-
koelen
-
-
verwarmen
voor
een
een
optimale
Bedrijfsmodus
koelen
koelen
verwarmen
koelen
verwarmen
koelen
verwarmen