AirPrint gebruiken
Dit gedeelte beschrijft de instellingen die nodig zijn om AirPrint te gebruiken en de te verrichten procedures bij
gebruik van Apple toestellen.
AirPrint instellingen
AirPrint-instellingen configureren(P. 332)
Het scherm voor AirPrint weergeven(P. 335)
Functies van AirPrint
Afdrukken met AirPrint(P. 337)
Scannen met AirPrint(P. 340)
Faxen met AirPrint(P. 342)
Problemen oplossen
Als AirPrint gebruiken niet mogelijk is(P. 344)
AirPrint-instellingen configureren
U kunt gegevens registreren die worden gebruikt voor het identificeren van de machine, zoals de naam van de
machine en de installatielocatie. U kunt ook het afdrukken via AirPrint uitschakelen op de machine. U gebruikt de UI
op afstand om deze instellingen te wijzigen.
●
Voor meer informatie over de basishandelingen die moeten worden verricht wanneer u het apparaat instelt
via de externe UI, raadpleegt u
1
Start de externe UI en meld u in de systeembeheerdersmodus aan.
afstand starten(P. 422)
2
Klik op [Instellingen/registratie] op de portaalpagina.
UI(P. 423)
●
Als u een mobiel apparaat gebruikt, zoals een iPad, iPhone of iPod touch, moet u "klikken" hieronder lezen
als "tikken".
3
Selecteer [Netwerkinstellingen]
Koppelen aan mobiele apparaten
Menuopties instellen via de UI op afstand(P. 431) .
[AirPrint-instellingen].
332
De UI op
Scherm van externe
2LFC-06E