3 Toepassing
Informatie over de montage en demontage
van de aandrij ving aan het ventiel, is opge-
nomen in de montage en de gebruiksaanwij -
zing van het overeenkomstige regeventiel.
3.1 Besturingsmodus
De pneumatische aandrij vingen van het
type 3271 en type 3277 zij n in de bestu-
ringsmodus voor een maximale luchtdruk
van 6 bar ontworpen.
3.2 Wisselbedrij f
Teneinde schade aan de aandrij ving te voor-
komen, mag de luchtdruk bij het gebruik van
de aandrij ving voor wisselbedrij f (open/slui-
ten-Ventiel) bij de bewegingsrichting FE de
eindwaarde van de veren (Nominaal-sig-
naalbereik-eindwaarde) maximaal met
3 bar overschrij den.
Voorbeeld:
Nominaal
signaalbereik
0,2 tot 1,0 bar
0,4 tot 2,0 bar
0,6 tot 3,0 bar
Het volgende geldt voor wisselbedrij f:
Aandrij vingen met gereduceerde lucht-
druk met een etiket van "max. luchtdruk
gelimiteerd tot ... bar" aanduiding.
Bij de veiligheidspositie "Uitgaande aan-
drij fstang" en slagbegrenzing eind-
waarde van de luchtdruk met
max. 1,5 bar overschrij den.
EB 8310-5 NL
Veiligheidspo-
max.
sitie
luchtdruk
4 bar
Ingaande
5 bar
aandrij fstang
6 bar
3.3 Uitvoeringen
− Standaarduitvoering
De pneumatische aandrij ving heeft aan-
drij vingsoppervlakken van 175 of
750 cm². Het behuizingsdeksel (1) of
(75) bij de uitvoering met slag begren-
zing en (2) is vervaardigd van plaatstaal
en met kunststof bekleed.
− Uitvoering met slagbegrenzing
De aandrij vingen kunnen met een me-
chanisch instelbare slagbegrenzing voor
de begrenzing van de minimale- en
maximale slag uitgerust zij n.
− Uitvoering met handmatige verstelling
De aandrij vingen kunnen met een hand-
matige verstelling uitgerust zij n. Deze
zij n op de bovenste aandrij vingdeksel
gemonteerd. Dit kan via een handwiel,
zodat de slag aangepast kan worden.
Toepassing
9