Gebruik uitsluitend eencellige accu's (S1). De lader beschikt niet over de noodzakelij-
ke aansluitingen voor het bewaken van afzonderlijke cellen.
Selecteer met knop 1 (Channel) een laaduitgang (CH1-CH4) waarop een accu is aangesloten.
Met de knoppen 2 (DEC-) en 3 (INC+) kan de gewenste maximale laadstroom tussen de 0,1 en
1 A in stappen van 0,1 A worden ingesteld. Stel de gewenste maximale laadstroom in en start
het laden door 2 seconden lang knop 4 (START/STOP) in te drukken.
Druk om het laden te onderbreken op knop 4 (START/STOP).
Tijdens het laden wisselt de weergave per kanaal elke 5 seconden tussen de maximale stroom
en spanning.
De lader moet tijdens het laden op een vlakke, droge ondergrond staan. De venti-
latieopeningen van het apparaat mogen niet afgedekt zijn. Accu's geven tijdens het
laden en ontladen (grote) hoeveelheden warmte af. Deze moet door geschikte koeling
worden afgevoerd. Te hoge temperaturen verhogen het brandgevaar en verkorten de
levensduur van de cel. Verwijder de accu na het laden zo snel mogelijk uit de lader.
Koppel de accu direct na het laden los van de lader. Anders begint automatisch de
ontlading. U voorkomt daarmee een cyclische op- en ontlading, wat de levensduur
van de accu snel verkort.
Stop om de maximale laadstroom te wijzigen eerst het laden door op knop 4 te druk-
ken.
9. Foutmeldingen
Weergegeven
foutmelding
per kanaal
Error 1 (ERR1)
Error 2 (ERR2)
Error 3 (ERR3)
Error 4 (ERR4)
16
Geluids-
LED-sig-
signaal
naal
Stand
Beschrijving
schake-
laar
Overspanning
Verkeerde voeding
Te hoge temperatuur
(apparaat)
Te hoge stroom