Pumpdown met een temperatuursensor in de te koelen ruimte (niet beschikbaar op ZXDE aggregaten) – Herstart van het systeem nodig
Parameter
Parameter beschrijving
A19
Configuratie van sensor 7
C05
Selectie van de compressorregeling
G01
Selectie van de kast temperatuursensor
G56
Gebruik het magneetventiel in de vloeistofleiding
S07
C01
Inschakeldruk van de compressor
C02
Uitschakeldruk van de compressor
G02
Temperatuur voor het uitschakelen
Positieve differentie die de bovenste inschakeltemperatuur
G03
Parameter
Parameter beschrijving
A19
Configuratie van sensor 7
G12
Selectie van de ontdooiings sensor
G23
Intervalkeuze bij de ontdooiing
S05
G18
Interval tussen twee ondooiingscyclussen
G19
Maximale duur van een ontdooiingscyclus
G21
Uitschakeltemperatuur ontddoiingscyclus
G26
Tijd voor het nadruppelen
C6.1.6/0816-1017/NL
Uitgang van relais 4
definieert
Ontdooiing met tijdsintervallen – Herstart van het systeem nodig
Uitgang van relais 2
Fabrieksinstelling
nu = Niet in gebruik
SuP = Zuigdruk sensor
nu = Niet in gebruik
Nee
nu = Niet in gebruik
4 bar relatief
2 bar relatief
+2°C
1K
Fabrieksinstelling
nu = Niet in gebruik
nu = Niet in gebruik
nu = Niet in gebruik
nu = Niet in gebruik
4 min
20 min
10
1 min
Vereiste instelling
tnt = Temperatuur van de thermostaat
CSt = Kast temperatuur
tnt = Temperatuur van de thermostaat
Ja
LLS = Magneetventiel vloeistofleiding
Aanpassen aan de toepassing
Aanpassen aan de toepassing
Aanpassen aan de toepassing
Aanpassen aan de toepassing
Vereiste instelling
EPt = verdampingstemperatuur
EPt = verdampingstemperatuur
In = Met tijd (G18)
dEF = ontdooiing
Aanpassen aan de toepassing
Aanpassen aan de toepassing
Aanpassen aan de toepassing
Aanpassen aan de toepassing
72