Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Pumpdown Met Een Temperatuursensor (Koelruimte Temperatuur); Figuur 14: Pumpdown Met Een Temperatuursensor - Emerson Copeland EazyCool ZX Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor Copeland EazyCool ZX Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Voorbeeld: als de kamersthermostaat gesloten is, zal het magneetventiel van de vloestofleiding
bekrachtigd worden, hierdoor zal de compressor werken met een zuigdruk die hoger blijft dan de
ingestelde waarde in C01.
Het magneetventiel in de vloeistofleiding zal sluiten als het contact van de thermostaat geopend
wordt, en de pumpdown zal starten. De compressor zal stoppen wanneer de zuiggasdruk beneden
de ingestelde waarde C02 komt, of de tijd voor een maximale pumdown, ingesteld door parameter
G11 bereikt wordt.
De parameter G11 beschermd de goederen in het geval van een storing bij een van de
onderdelen, bv: als het magneetventiel in de vloeistofleiding mechanisch blokkeert zal de
koudemiddelstroom niet gestopt worden. In dat geval zal de lage druk schakelaar nooit de waarde
bereiken waarbij de compressor zou moeten stoppen en zal de compressor blijven draaien. De
enige limiet om de compressor te doen stoppen is dan de maximale pumpdown tijd. G11 moet zo
ingesteld worden dat bij alle werkingscondities er een normale pumpdown kan plaatsvinden
ingesteld door de waarde C02 plus een gedefinieërde veiligheidstijd, bv: 2 minuten.

2.14.4 Pumpdown met een temperatuursensor (koelruimte temperatuur)

Het is ook mogelijk een pumpdown te doen met een temperatuursensor maar deze maakt geen
deel uit van het standaard pakket. Parameters G56 en S07 moeten dan ingesteld worden als
beschreven in het hoofstuk 2.13.3 "Pumpdown met een kamerthermostaat".

Figuur 14: Pumpdown met een temperatuursensor

De controle van de temperatuur in een koelruimte kan gerealiseerd worden met een
temperatuursensor (verander de parameter G01 al naargelang de positionering). Parameter A19
moet ingesteld worden als thermostaat. Het setpunt van deze temperatuur wordt ingesteld met
parameter G02. Verander het temperatuurbereik door de instelling van G03.
Als de gemeten temperatuur de waarde van het setpunt bereikt plus de ingestelde waarde in G03
zal het magneetventiel in de vloeistofleiding bekrachtigd worden en openen. De compressor wordt
gecontroleerd door de zuiggasdruk.
De ruimte- of koelmeubel temperatuur moet ingesteld worden met de parameters G04 en G05.
In het geval er een fout zou zijn met de thermostaatsensor zal de opening en de sluiting van het
magneetventiel geregeld worden met de instellingen van parameters G06 en G07.
In het geval de ruimte- of koelmeubel temperatuur ≥ G02 + G03, zal het magneetventiel in de
vloeistofleiding worden bekrachtigd.
In het geval de ruimte- of koelmeubel temperatuur ≤ G02, zal het magneetventiel worden
afgeschakeld, de compressor zal blijven draaien tot het meeste koudemiddel aan de zuigzijde is
weggepomp naar de condenser en het vloeistofvat. Als de zuigdruk beneden de waarde C02 (lage
druk-uit) komt zal de compressor worden uitgeschakeld.
De waarde van de ruimte- of koelmeubel temperatuur hangt af van de parameters G01 en G11
(maximale pumpdown tijd). Dit betekent dat als het mangneetventiel van de zuigleiding is
afgeschakeld, de compressor zal stoppen omdat de zuigdruk zal dalen. Gebeurt dit niet binnen
de tijd ingesteld in G11, zal alsnog de compressor stil gelegd worden en er een pumpdown alarm
gegenereerd worden.
C6.1.6/0816-1017/NL
25

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave