1.3 -
NOG AANWEZIGE RISICO'S
Opgelet !
Als de machine over een
stopcontact van 220 V met
MAXIMALE stroomsterkte 16
A beschikt, dan moet het
verlengstuk verplicht
verbonden zijn met een
stopcontact van het net dat
met een differentiële
onderbrekingsbeveiliging van
30 mA is uitgerust.
1.4 -
CONTROLES
4
1.3.1 - Gevaar voor schokken - Omkanteling
Het gevaar voor schokken of omkanteling is groter in volgende situaties:
- bruuske bediening van de besturingshendels,
- overbelasting van de gondel,
- bezwijken van de bodem (opgelet bij dooiweer in de winter),
- windstoten,
- stoten op een hindernis op de grond of in de hoogte,
- werken op kaaien, voetpaden, enz.
Voldoende afstand voorzien voor het tot stilstand komen:
- 3 meter bij hoge snelheid,
- 1 meter bij lage snelheid.
1.3.2 - Elektrische gevaren
Elektrische gevaren zijn groter in volgende situaties:
- stoten op een leiding die onder spanning staat,
- gebruik van de machine bij onweer.
"Minimale veiligheidsafstanden", pagina 6
1.3.3 - Gevaar voor brandwonden en explosiegevaar
Het gevaar voor brandwonden en explosiegevaar is groter in volgende situaties:
- werken in een potentieel explosieve of ontvlambare omgeving,
- gebruik van een machine waarvan de hydraulische vloeistof lekt.
1.3.4 - Gevaar voor botsing
- Verplettingsgevaar voor de personen die zich bevinden in de
bewegingszone van de machine (die in translatie is of waarvan de
uitrusting in beweging is).
- Vóór elk gebruik, moet de bediener de bestaande gevaren boven zich
inschatten.
1.3.5 - Ongewone geluiden
Tijdens het starten van de hoogwerker moet de gebruiker letten op ongewone
geluiden:
- jamming,
- ontladen van de evenwichtsklep,
- ontladen van de drukbegrenzer,
- enz...
Wanneer de gebruiker een ongewoon geluid hoort, moet deze de machine
stoppen en contact opnemen met de serviceafdeling van PINGUELY HAULOTTE
om de oorzaak van het probleem te achterhalen.
De nationale reglementering van kracht in het land waar de machine wordt
gebruikt in acht nemen. Voor Frankrijk: besluit van 01/03/2004 + circulaire DRT
93-22 september 1993 waarin wordt bepaald dat.
1.4.1 - Regelmatige controles
De machine moet iedere 6 maanden worden geïnspecteerd om defecten op te
sporen die mogelijkerwijs een ongeval kunnen veroorzaken.
Die inspecties moeten worden uitgevoerd door een instelling of door personeel
dat hiertoe specifiek wordt aangesteld door de bedrijfsleider en onder zijn
verantwoordelijkheid werkt (bedrijfspersoneel of niet) - artikels R 233-5 en R 233-
11 van de Arbeidscode.
GEBRUIKS-EN ONDERHOUDSHANDLEIDING