GEBRUIKS-EN ONDERHOUDSHANDLEIDING
Opgelet !
De gondel nooit gebruiken als
kraan, goederenlift of lift. De
gondel nooit gebruiken om te
trekken of te slepen.
0m elk risico van ernstige val te vermijden, moeten de bedieners verplicht
volgende instructies in acht nemen:
• Zich stevig vasthouden aan de reling tijdens het heffen en rijden van de gon-
del.
• Leder spoor van olie of vet verwijderen dat zich op de treden, de vloerplaat
of de handgrepen kan bevinden.
• Een individuele beschermingsuitrusting dragen die aangepast is aan de we-
rkvoorwaarden en de plaatselijke reglementering die van kracht is, in het bi-
jzonder in het geval van werken in gevaarlijke zones.
• Nooit de veiligheidseindcontactsluiters buiten werking stellen.
• Vermijden op vaste of verplaatsbare hindernissen te stoten.
• De werkhoogte verhogen met behulp van ladders of andere hulpmiddelen.
• Nooit de reling gebruiken om van het platform af- of op te stappen. Hiertoe
de treden gebruiken.
• Nooit op de reling klimmen wanneer de gondel zich in de hoogte bevindt.
• Nooit de gondel met hoge snelheid besturen in smalle doorgangen of waar
weinig plaats beschikbaar is.
• De machine nooit gebruiken als de beschermingsstaaf van de gondel niet is
aangebracht of als het veiligheidsdeurtje niet is gesloten.
• Nooit op de kappen te klimmen.
Om elk gevaar voor omkanteling te vermijden, moeten de bedieners verplicht
volgende instructies in acht nemen:
• Nooit de veiligheidseindcontactsluiters buiten werking stellen.
• De bedieningshendels niet van de ene richting in de andere brengen zonder
halt te houden in de 0-stand.(Om te stoppen tijdens het rijden zet de hendel
van de manipulator geleidelijk in de nulpositie, als de manipulator is uit-
gerust reageer door de man dood te houden).
• Nooit de maximale belasting noch het maximaal toegestane aantal perso-
nen in de gondel overschrijden.
• De lasten verdelen en zo mogelijk in het midden van de gondel brengen.
• Controleren of de bodem aan de druk kan weerstaan alsook aan de belas-
ting per wiel.
• Vermijden op vaste of verplaatsbare hindernissen te stoten.
• Nooit de gondel met hoge snelheid besturen in smalle doorgangen of waar
weinig plaats beschikbaar is.
• De snelheid in de bochten controleren.
• Met de gondel niet in achteruit rijden (gebrek aan zicht).
• De machine nooit gebruikenals de gondel te vol is.
• De machine nooit gebruiken als uitrusting of voorwerpen aan de reling of
aan de boom hangen.
• De machine nooit gebruiken met elementen die de windbelasting kunnen
verhogen (bvb. panelen).
• Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren als de machine zich in de hoogte be-
vindt, zonder dat de noodzakelijke veiligheidsuitrusting werd aangebracht
(rolbrug, kraan).
• Dagelijkse controles verzekeren en letten op de goede werking buiten de
gebruiksperioden.
• De machine beveiligen tegen ongecontroleerde toegang, wanneer ze niet
wordt gebruikt.
NOOT:
De gondel niet slepen. Hij is hiertoe niet voorzien. Hij moet op een
aanhanger worden vervoerd.
3