Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer
de
binnenkant
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer
de
compressor
eventuele
olielekken
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en
noteer ook de lokale instelling(en).
Isolatie en luchtlekken
De unit moet volledig geïsoleerd zijn en gecontroleerd op
luchtlekken.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Externe statische druk
De externe statische druk moet ingesteld zijn.
Mogelijk gevolg: Onvoldoende koelen of verwarmen.
8.4
Checklist tijdens inbedrijfstelling
Proefdraaien.
8.4.1
Over proefdraaien
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en
beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits en warmtewisselaarunit).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Controle
van
verkeerde
vloeistofleidingen omgewisseld.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
van
de
unit
op
op
olielekken.
Probeer
te
repareren.
Raadpleeg
uw
leiding.
Voorbeeld:
Gas-
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt
de storingscode
aangegeven op de gebruikersinterface en is de
normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke binnenunit
niet laten proefdraaien.
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk
worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met
een normale regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen
van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van de binnenunit
voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor
wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed
hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen.
Dit zijn evenwel geen storingen.
8.4.2
Proefdraaien (7-segmentendisplay)
(in het geval van 5 HP)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2 Lokale instellingen uitvoeren" op
2 Schakel
de
voeding
warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits IN.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming
compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat (H1P is UIT); zie
pagina
35. Druk minstens 5 seconden op BS4. De unit begint
het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, H2P
knippert op de compressorunit en de aanduiding "Proefdraaien"
en "Onder gecentraliseerde besturing" wordt aangegeven op de
gebruikersinterface van de binnenunits.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het
systeem:
Stap
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd
met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken.
De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de compressorunit.
of
Beëindiging
Normaal
beëindigd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8 Inbedrijfstelling
pagina 33.
van
de
compressorunit,
van
stroom
te
voorzien
"7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op
Beschrijving
Controle vóór het opstarten
(drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Afpompen
Unit stop
Beschrijving
de
en
de
45