Installatie
19
•
Zorg ervoor dat er op de locatie een vlak oppervlak of een plek
aanwezig is om de ophangkabels, steunbeugel of
montagestang op te hangen
•
Controleer of de temperatuur op de locatie binnen het
bedrijfstemperatuurbereik ligt dat voor de sampler is
voorgeschreven.
•
Zorg ervoor dat de inlaatslang zo kort mogelijk is.
•
Maak de helling van de inlaatslang vanaf de sampler tot de
bron waaruit monsters worden genomen zo steil mogelijk,
zodat de slang geheel kan leeglopen. Dit voorkomt onderlinge
verontreiniging tussen monsters en bevriezing van de slang.
Opmerking: Zie
Specificaties op pagina 6
betrekking tot de transportsnelheid en de maximale verticale
opvoerhoogte.
Opmerking: Als door de omstandigheden op de locatie de inlaatslang
niet schuin omlaag kan lopen, of als de slang onder druk staat, stel
dan de vloeistofsensor buiten werking en kalibreer het monstervolume
(paragraaf 4.8.2 op pagina
•
Installeer de zeef in het midden van de monsterstroom (dus
niet nabij het oppervlak of de bodem) om er zeker van te zijn
dat er een representatief monster wordt genomen.
(Afbeelding
6).
voor beperkingen met
54).