2. Afstandsschakelaar, Selecteer SWITCH in SP3 om de unit te laten besturen door een afstandsschakelaar die op de
regeling moet bedraad zijn (zie Lokaal bedradingsschema)
3. BAS, BAS-input wordt lokaal bedraad op een communicatiemodule die in de fabriek op de unitcontroller is
geïnstalleerd.
4. Schakelaars bedieningspaneel Op het hoofdbedieningspaneel staan drie Aan/Uit-schakelaars met de volgende
functie:
UNIT schakelt de koeler uit met de normale uitschakelcyclus waarbij de compressoren worden ontlast.
COMPRESSOR één schakelaar per compressor in de unit; schakelt de compressor onmiddellijk uit zonder de
normale uitschakelcyclus.
CIRCUIT BREAKER onderbreekt de optionele externe voeding naar systeempompen en torenventilatoren.
Een vierde schakelaar links op de buitenkant van het bedieningspaneel van de unit met de naam EMERGENCY STOP
SWITCH legt de compressor onmiddellijk stil. Deze schakelaar is serieel met de COMPRESSOR aan/uit-schakelaar
bedraad.
Jaarlijkse opstart/stilleggen van de unit
Uitschakelen voor de winter
Op plaatsen waar de koeler kan worden blootgesteld aan temperaturen onder nul, moet al het water uit de condensor en
de koeler worden afgelaten. Blaas droge lucht door de condensor om al het water te helpen verwijderen. Verwijder best
ook de condensorkoppen. De condensor en de verdamper zijn niet zelf-lozend; de pijpen moeten worden uitgeblazen.
Water dat in de leidingen en de vaten achterblijft kan deze delen doen breken als het bevriest.
Opvriezing kan worden voorkomen o.a. door antivries in de watercircuits te brengen.
1. Neem maatregelen om te voorkomen dat de afsluiter in de watertoevoerlijn per ongeluk wordt geopend.
2. Als een koeltoren wordt gebruikt en als de waterpomp aan temperaturen onder nul wordt blootgesteld, moet de
aftapplug van de pomp worden verwijderd zodat water dat zich heeft verzameld kan weglopen.
3. Open de circuitschakelaar van de compressor. Zet de handmatige COMPRESSOR- en UNIT ON/OFF-schakelaar in
het bedieningspaneel van de unit op OFF.
4. Controleer op corrosie en maak roestige oppervlakken schoon en verf ze.
5. Maak de watertoren van alle units die met een watertoren werken schoon en spoel hem uit.
6. Verwijder de condensorkoppen minstens één keer per jaar om de condensorpijpen te inspecteren en maak ze indien
nodig schoon.
Opstarten na de winter
1. Controleer alle elektrische aansluitingen en draai ze vast.
2. Breng de aftapplug weer aan in de pomp van de koeltoren als u ze had verwijderd toen u de unit aan het eind van het
vorige seizoen hebt uitgeschakeld.
3. Installeer zekeringen in de circuitschakelaar (indien verwijderd).
4. Sluit de waterleidingen weer aan en open het toevoerwater. Spoel de condensor uit en controleer op lekken.
Bedrijfsparameters
De technicus die de koeler voor het eerst of voor de eerste keer van het jaar opstart, moet de bedrijfsparameters van de
koeler controleren zodat de koeler correct kan werken (bijv. controleren of het koelmiddel bij het transport, de installatie
of een langdurige periode van stilstand niet is gaan lekken).
Voornaamste te controleren bedrijfsparameters:
1.
Verdampingsdruk.
2.
Condensatiedruk.
3.
Oververhitting van koelmiddel aan compressoraanzuigzijde
4.
Oververhitting van koelmiddel aan compressorperszijde
5.
Onderkoelen van vloeistof die uit de condensorbanken komt
Al deze parameters kunnen rechtstreeks op het paneel van de operatorinterface worden afgelezen
De correcte waarden voor deze parameters bij elke toegestane bedrijfsconditie vindt u met behulp van de selectie-tool
van de koeler.
Alleen ter informatie: voor een koeler op vollast onder standaardomstandigheden zonder specifieke referentie naar
koelermaat, is het toegestane bereik van de bedrijfsparameters als volgt:
D-EIMWC00907-14NL - 41/50