Vereisten inzake minimumafstand
De machine moet aan alle kanten toegankelijk zijn voor alle onderhoudswerkzaamheden na de installatie.
Aan één kant van de unit moet specifiek ruimte voor service worden voorzien om de verdamper- en/of condensorpijpen
eventueel te verwijderen. De verdamper- en condensorpijpen zijn in de pijpplaten gerold zodat ze indien nodig kunnen
worden vervangen. Laat aan één kant een ruimte die gelijk is aan de lengte van het vat. (dit kan bijv. d.m.v. een deur of
een verwijderbare wand).
Laat voldoende ruimte vrji om de deuren van het elektrisch paneel te openen.
Aan alle andere kanten, inclusief de bovenkant, moet er een minimum van 1 meter vrije ruimte zijn; de lokale regels
kunnen nog meer ruimte voorschrijven.
Ventilatie
De temperatuur in de ruimte waar de unit staat moet altijd tussen 0°C en 40°C worden gehouden.
Akoestische bescherming
Wanneer speciale aandacht vereist is voor wat betreft het geluidsniveau, moet de machine zorgvuldig van de basis
worden geïsoleerd met trillingsdempende elementen (optie). Op de wateraansluitingen moeten tevens soepele koppel-
stukken worden gemonteerd.
Aftappen bij het opstarten
De unit is gekanteld en het water is eruit verwijderd in de fabriek en verscheept met open aftapkranen in elke kop van de
verdamper en condensor. Sluit de kranen dicht voordat u het vat vult met vloeistof.
Aansluitingen
Alle verdampers en condensors zijn standaard uitgerust met aansluitingen met groeven voor Victaulic-koppelingen (ook
geschikt om te lassen) of optionele flensaansluitingen. De installateur moet mechanische aansluitingen met de juiste
maat en van het juiste type voorzien.
De waterinlaat- en uitlaataansluitingen moeten overeenstemmen met de gecertificeerde tekeningen en sjablonen met
aansluitstukmarkeringen.
De verdamper is verticaal volledig symmetrisch, zodat de in- en uitlaataansluitingen omgewisseld mogen worden; in dit
geval moeten de aansluitingen van de verschildrukschakelaars ook omgewisseld worden.
Op de condensor zit de waterinlaat in de onderste aansluiting en de wateruitlaat in de bovenste aansluiting. Deze
aansluiting mag niet worden omgedraaid (dit zou leiden tot een aanzienlijke daling van de prestaties, o.a. afname van
het onderkoelen, tot een echt defect, zoals flashgas aan de condensoruitlaat, of risico's voor de compressor wegens
onvoldoende motorkoeling).
De waterafsluiters kunnen onderling worden verwisseld (eind voor eind) zodat de wateraansluitingen aan beide uiteinden
van de unit mogelijk zijn. Als u dit doet, moet u nieuwe koppakkingen gebruiken en de bedieningssensoren verplaatsen.
Waterleiding
Beperk zo veel mogelijk het aantal bochten en verticale veranderingen van richting in de leiding. Zodoende kunt u de
installatiekosten aanzienlijk verlagen en levert het systeem betere prestaties.
Het hidraulische systeem moet over het volgende beschikken:
1 Een trillingsdempend onderstel om de overdracht van trillingen op de onderliggende structuur te beperken.
2 Afsluitkranen om de machine bij servicewerkzaamheden te isoleren van het watersysteem.
3 Handbediende of automatische ontluchting op het hoogste punt van het systeem en een aftapkraan op het laagste
punt van het systeem. De verdamper noch het warmteterugwinningssysteem mogen op het hoogste punt van het
systeem staan.
4 Een voorziening om het watersysteem onder druk te houden (expansietank, enz.).
5 Aanduidingen van watertemperatuur en druk op de machine voor gebruik door de operator bij service en onderhoud.
6 Een filter of voorziening om deeltjes uit het water te verwijderen voordat het in de pomp komt (neem contact op met
de fabrikant van de pomp voor het aanbevolen type filter om cavitatie te voorkomen). Een filter verlengt de
levensduur van de pomp en helpt het watersysteem in goede toestand te houden.
7 Op de inlaatwaterleiding van de machine moet ook een filter worden gemonteerd (bij de verdamper en het
warmteterugwinningssysteem - indien van toepassing). Het filter voorkomt dat vaste deeltjes terechtkomen in de
warmtewisselaar omdat zij hem kunnen beschadigen of zijn capaciteit kunnen doen afnemen.
8 De warmtewisselaar met pijpenbundel is uitgerust met een elektrische weerstand met een thermostaat die het
systeem beschermt tegen vorst bij buitentemperaturen tot –25°C. Alle andere waterleidingen buiten de machine
moeten ook worden beschermd tegen vorst.
9 Tijdens het winterseizoen moet het water uit het warmteterugwinningssysteem worden verwijderd, tenzij een mengsel
met een bepaald percentage aan ethyleen en glycol in het watercircuit wordt gebracht.
10 Als de machine een andere machine vervangt, moet het volledige watersysteem worden afgetapt en gereinigd
voordat de nieuwe unit wordt geïnstalleerd. Regelmatige tests en een aangepaste chemische behandeling van het
water worden aanbevolen voordat de nieuwe machine wordt opgestart.
11 Wanneer glycol aan het watersysteem is toegevoegd als vorstbeveiliging, moet u zich ervan bewust zijn dat de
aanzuigdruk lager zal zijn, de prestaties van de machine lager en de waterdrukvallen groter. Alle
machinebeveiligingen, zoals bijv. de vorstbeveiliging en de lagedrukbeveiliging, moeten worden aangepast.
Controleer de waterleiding op lekken voordat u ze isoleert.
D-EIMWC00907-14NL - 14/50