Gebruik
Capaciteitsregelsysteem
De capaciteit van de koeler wordt geregeld door:
1. De trappen van de compressoren in en uit te schakelen;
2. De capaciteit van elke compressor aan te passen door het openen of sluiten van de inlaatschoepen. Op deze manier
wordt de hoeveelheid koelmiddel die in de waaier komt geregeld; en
3. De compressorsnelheid te variëren om de capaciteit te veranderen.
De snelheidsregeling en schoepenregeling werken in combinatie. Wanneer de belasting daalt, wordt de compressor-
snelheid zo veel mogelijk verlaagd, maar nooit tot op het punt dat hij kan stilvallen. Als de capaciteit nog verder moet
worden verminderd, worden de geleideschoepen gesloten tot de stand waarbij de compressorcapaciteit overeenstemt
met de belasting.
"Surge" en "stall"
Onregelmatige luchtlevering ("surge") en stromingsinstabiliteit ("stall") zijn typische verschijnselen voor alle centrifugaal-
compressoren. Deze verschijnselen kunnen zich voordoen bij een lage belasting wanneer het werkpunt links van de
compressor "surge"'-lijn op de prestatiecurve gaat.
Bij "surge" stroomt het persgas ongeveer om de twee seconden heen en terug door de waaier. Er ontstaat lawaai,
trillingen en warmte en de motorstroom varieert sterk. "Surge" kan een compressor beschadigen. De compressoren zijn
uitgerust met beveiligingen die "surge" helpen voorkomen.
Een andere instabiliteit is "stall" of beginnende surge. Dit doet zich voor een beetje links van, of voor, een "surge". Het
persgas in de diffusor vormt roterende stall-zones of cellen. Het geluidsniveau van de compressor verandert en de
waaier begint warm te worden. De motorstroom blijft stabiel.
Normale opstart/stilleggen van de unit
Het opstarten en stilleggen, buiten het stilleggen na een seizoen, worden als normale werking beschouwd en de
volgende procedures zijn van toepassing (op voorwaarde dat de temperatuur in de ruimte waar de apparatuur staat
boven het vriespunt is). De procedures worden bijvoorbeeld gebruikt om de apparatuur stil te leggen voor het weekeinde.
Vergeet niet dat de koeler deel uitmaakt van een volledig verwarmings- en koelsysteem van een gebouw dat gewoonlijk
uniek is voor elke site. De gekoelde waterlus en de pomp voor gekoeld water kan bijvoorbeeld ook worden gebruikt om
te verwarmen en moet bijgevolg het hele jaar door operationeel zijn. De koeltoren kan ook nog voor andere apparatuur
dan de koeler worden gebruikt en moet mogelijk functioneel blijven ook wanneer de koeler dit niet is. De volgende
procedures moeten dan ook rekening houden met de eigenaardigheden van het volledige systeem.
Stilleggen
Als de unit voor enkele dagen moet worden uitgeschakeld, en al uit staat wegens het ontbreken van een last, dan moet
de UNIT-schakelaar in het bedieningspaneel van de unit (en de remote Start/Stop-schakelaar, indien gebruikt) op OFF
worden gezet. Als de pomp van het gekoeld water en de koeltoren nergens anders voor worden gebruikt, kunnen zij ook
worden uitgeschakeld. Als de pompen worden gestuurd door de unitcontroller, dan worden zij na de compressoren
stilgelegd.
Als de koeler draait, moeten de pompen van het gekoeld water en het condensorwater ingeschakeld blijven tot de
compressoren stilliggen. Dit om het even hoe de unit wordt uitgeschakeld - met de lokale schakelaars of een remote
signaal. De compressoren doorlopen een korte uitschakelsequentie waarbij de geleideschoepen worden gesloten en
andere functies uitgevoerd, waarna ze helemaal worden stilgelegd. Tijdens deze uitschakelsequentie moeten de pompen
ingeschakeld blijven.
Wanneer de compressoren en pompen gestopt zijn, kunt u alleen eventueel nog de onderbrekers openen.
Opstarten
Sluit alle eventueel geopende onderbrekers. Schakel de pomp van het gekoeld water en de koeltoren in en controleer of
er stroming is. Vervolgens kan de koeler worden gestart door de UNIT-schakelaar (en de remote Start/Stop-schakelaar,
indien gebruikt) op ON te zetten. Er is geen opwarmtijd voor de smering vereist. De compressoren doorlopen een
opstartsequentie en starten soms niet meteen. Wanneer ze gestart zijn, houdt u best de werking van de unit enkele
minuten in het oog op het scherm van de operatorinterface.
Stop/Start-omschakelen
De koeler kan op vier manieren worden gestart/gestopt. Drie worden geselecteerd in SETPOINT\ MODE\SP3, en de
vierde manier is via schakelaars op het paneel:
1. Paneel operatorinterface, op (LOCAL) Home Screen 1 staan AUTO- en STOP-knoppen die alleen actief zijn
wanneer de unit in "LOCAL CONTROL" staat. Hiermee wordt voorkomen dat de unit per ongeluk wordt gestart of
gestopt wanneer ze door een afstandsschakelaar of een BAS wordt gestuurd. Wanneer de gebruiker op deze
knoppen drukt, doorloopt de unit de normale opstart- of stopsequentie, worden beide compressoren gestopt en
begint de normale opstartprocedure voor twee compressoren.
D-EIMWC00907-14NL - 40/50