8 OPSTARTEN
Waarschuwing: als het apparaat op de voeding is
aangesloten, kunnen de terminals actief zijn en worden
door het openen van kappen of verwijderen van
onderdelen (behalve onderdelen waartoe handmatig
toegang
kan
worden
stroomdragende onderdelen blootgelegd.
Opmerking:
in
deze
zuiveringsgas uitsluitend CO
kunnen echter ook andere gassen zoals argon of
stikstof worden gebruikt.
8.1 Instrument opstarten
Tijdens het normale bedrijf is de bereikkeuzeschakelaar op
stand 1 ingesteld en wordt op het instrument het bedrijfsscherm
van bereik 1 (
Range 1 Operating Page
9.2). Dit is een algemeen gebruiksscherm waarin de
alarmsetpoints wel kunnen worden bekeken, maar niet kunnen
worden gewijzigd. Zie sectie 10 voor meer informatie over het
wijzigen van alarmsetpoints of het programmeren van
parameters. Om onbevoegde toegang tot de programmeerbare
parameters te voorkomen, zijn deze met een beveiligingscode
van 5 cijfers beschermd. Deze code is ten behoeve van de
toegang tijdens de ingebruikneming standaard ingesteld op
00000, maar moet naderhand zoals beschreven op het scherm
Uitgangen instellen in een unieke code worden gewijzigd die
alleen bekend is bij de bevoegde operators (
). Zie sectie 10.3 voor meer informatie.
Page
Na aansluiting van alle benodigde bedrading en uitvoering van
de elektrische controles kan de stroomtoevoer naar de
verschillende eenheden als volgt worden ingeschakeld:
1) Schakel de stroomtoevoer naar de voedingseenheid in.
2) Schakel de stroomtoevoer naar de display-eenheid
6553 in.
8.2 Alarmsetpoint
8.2.1 Type alarmactie
De spoel van een alarmrelais is tijdens de normale situatie actief
en wordt bij waarneming van een alarmsituatie gedeactiveerd,
zodat er sprake is van een 'fail-safe'-alarm. Voorbeeld: als het
setpoint van alarm 1 op 95,0% is ingesteld en op het display een
waarde van meer dan 95,0% (plus hysterese) wordt
aangegeven, is alarmrelais 1 actief en is de led van alarm 1 UIT.
Als het display minder dan 95,0% (minus hysterese) aangeeft,
wordt alarmrelais 1 gedeactiveerd en is de led van alarm 1 AAN.
Deze werkwijze garandeert dat een alarmsituatie ook bij uitval
van de netstroom wordt aangegeven. Herhaal de bovenstaande
procedure terwijl alarmrelais 2 op een setpoint van 90,0% is
ingesteld.
8.2.2 Alarmsetpoint voor waterstof
Het is raadzaam om de alarmsetpoints voor waterstof op een
afnemend percentage waterstof te baseren, aangezien de
waterstof
wordt
verdrongen
toepassingsinstallatie binnenkomt. Dit kan worden bereikt door
alarm 1 en alarm 2 zo in te stellen dat er ruim van tevoren wordt
gewaarschuwd wanneer er een potentieel explosief mengsel
dreigt te ontstaan. De fabrieksinstelling voor alarm 1 is 95,0% en
die voor alarm 2 is 90,0%.
De procedure verloopt als volgt:
Toegang tot de programmering pagina's (sectie 10) en stel het
alarmsetpoint in overeenstemming met de informatie in de
. De waterstof alarm setpoint kan alleen worden
Up Outputs Page
ingesteld met de kbereikkeuzeschakelaar op stand 1.
verkregen)
waarschijnlijk
handleiding
wordt
als
genoemd. Hiervoor
2
) weergegeven (zie sectie
Setup Outputs
door
lucht
die
8.3 Elektrische kalibratie
Het instrument is in de fabriek voor het inkomende
spanningssignaal gekalibreerd. Voor een correcte werking van
de display-eenheid zijn doorgaans geen aanpassingen nodig.
Als er een elektrische kalibratie moet worden uitgevoerd, is er
een spanningsbron nodig die –250,00 mV tot 10,00 mV kan
leveren. Koppel het ingangssignaal vanaf de katharometer en
het spanningssignaal los van de display-eenheid aan de hand
van de instructies op het scherm Elektrische kalibratie (
) (zie sectie 10).
Calibration Page
Opmerking: de instrumenten 4689 bevatten een
tweepunts kalibratiecyclus waarvoor zowel een nul- als
spaningang is vereist. Het is niet mogelijk de
schaalpunten van het nulbereik en het spanbereik
onafhankelijk van elkaar aan te passen.
de
Set
Electrical
23