5.2 Voorschriften voor intrinsieke veiligheid
Deze voorschriften hebben betrekking op de bedrading vanaf en
naar de katharometer-/analysepanelen, model 6540 203 en
6548 000, in de gevarenzone en de bedrading voor
hulponderdelen op afstand die met het systeem zijn verbonden.
5.2.1 Kabelvoorschriften
De verbindingskabels tussen de verschillende eenheden van het
gasanalysesysteem zijn op grond van de voorschriften van de
certificering voor intrinsieke veiligheid onderworpen aan strenge
beperkingen. Deze worden hieronder opgesomd en nader
beschreven in afb. 5.1.
Alle kabels die de
gevarenzone
worden gehouden van de kabels in de
de
binnengaan, mogen niet samen met andere
gevarenzone
kabels worden gelegd. Verder moeten de aansluitingen een
geaarde afscherming hebben om de kabels van de
aansluitingen voor andere stroomkringen te scheiden. De
gedetailleerde voorschriften luiden als volgt:
1) Verbindingen tussen katharometer-/analysepanelen,
model
006540
voedingseenheid 4234
Bij geen van de kabels vanaf de katharometer in de
gevarenzone mag de verhouding tussen inductiviteit en
weerstand meer dan 20 μH/Ω bedragen (voor gassen
van groep IIC). Verder mag de lusweerstand van deze
verbindingskabel maximaal 1,5Ω bedragen. Dit kan
beperkingen stellen aan de lengte van het totale
kabeltraject.
Draai geleidingskabels met een enkele afscherming in
elkaar om hun wederzijdse inductiviteit te reduceren en
leg deze gescheiden van de bekabeling voor niet-
intrinsiek veilige stroomkringen in de veilige zone.
2) Verbindingen tussen katharometer-/analysepanelen,
model 006540 203 of 006548 000, en de display-
eenheid, model 6553
Bij de kabels van de katharometer naar de display-
eenheid, die de uitgangssignalen via zenerbarrières naar
de display-eenheid leiden, mag de verhouding tussen
inductiviteit en weerstand maximaal 20 μH/Ω bedragen
(voor gassen van groep IIC). Deze draden zijn met
aangeduid in afb. 5.3.
binnengaan, moeten gescheiden
. Kabels die
veilige zone
203
of
006548
000,
5.2.2 Aanbevolen kabels
De keuze van de kabels voor de bedrading wordt beperkt door
de beperkingen die door de certificeringsparameters worden
gesteld. Zorg ervoor dat de kabel die voor de verbindingslengtes
nodig is aan dusdanige specificaties voldoet dat de beperkingen
van de certificeringsparameters niet worden overschreden (zie
opmerking 2a, b en c in afb. 5.1).
Kabels die conform DEF STAN 61-12 deel 5 zijn geproduceerd,
voldoen in principe. Houd echter rekening met het aantal aders
in de kabel. Er is een aanmerkelijk verschil tussen de 2-aderige
en 6-aderige kabels. De diameter over de afscherming in de 6-
aderige kabel is groter dan die van de 2-aderige kabel en deze
diameter beïnvloedt zowel de inductiviteit als de capaciteit.
De waarden van een typische kabel conform DEF STAN 61-12
deel 5 bedragen:
Inductiviteit (μH/meter)
Capaciteit (pF/meter)
L/R (μH/Ω)
Testspanning
en
de
Nominale spanning
De typische kabels zijn verkrijgbaar via de volgende websites:
www.permanoid.co.uk
www.Belden.com
Opmerking: De verbindingslengte en het aantal aders bepalen
welke kabel er nodig is, zoals een Belden 9512 kabel.
5.2.3 Hulponderdelen op afstand installeren
Indicators/regelingen dan wel andere elektrische apparaten die
op TB1 van de display-eenheid, model 6553, worden
aangesloten,
spanningsbron die een spanning van meer dan 250 VDC of 250
Vrms ten opzichte van de aarde levert, noch een dergelijke
spanningsbron bevatten.
5.2.4 Voorschriften voor volledige intrinsieke
veiligheid
Voor systemen die worden aangepast of met andere gassen
worden gebruikt, moet als volgt aan de volledige ATEX-
voorschriften worden voldaan:
1) De totale capaciteit en inductiviteit of verhouding tussen
inductiviteit en weerstand (L/R-verhouding) van de
kabels die de katharometereenheid met de terminals van
de display-eenheid in de gevarenzone (TB2) en de
terminals van de voedingseenheid (TB1) verbinden,
mogen niet meer bedragen dan de waarden in afb. 5.1.
2) Verdeeldozen die in de gevarenzone of de veilige zone
worden gebruikt, moeten aan ATEX-richtlijn 9/94/EG
voldoen en in het bijzonder aan de clausules 6.1 en 6.3.1
van EN50020:1994.
Als het gasanalysesysteem AK100 geheel in overeenstemming
met de voorschriften voor intrinsieke veiligheid in sectie 5.2 is
geïnstalleerd, gaat u verder met sectie 6 voor de instelling van
het systeem.
5 ELEKTRISCHE INSTALLATIE
2-aderig
6-aderig
0,325
190
8,6
2kV AC gedurende 1 minuut
440 Vrms
mogen
niet
worden
gevoed
0,467
143
11,4
vanaf
een
19