AUTOGORDELS
(1/4)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Het niet dragen van de gordel is ge-
vaarlijk en strafbaar. Het niet dragen van de
gordel is gevaarlijk en strafbaar.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
Een verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordel kan bij een
ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dit geval op dat de
heupgordel niet teveel drukt op de on-
derbuik, zonder dat te veel speling ont-
staat.
De juiste zithouding
– Ga goed diep in uw stoel zitten ((na uw
mantel, jas enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug;
– Verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u de peda-
len nog net geheel kunt indrukken. Stel
de rugleuning zo af dat u de armen moet
strekken om bij de bovenkant van het
stuurwiel te kunnen komen;
– Stel de stand van het stuurwiel af.
ß
Waarschuwingslampje autogor-
dels voorin
Het controlelampje voor de autogordels
voorin (bestuurder/passagier voorin) gaat
op het instrumentenpaneel branden als bij
het inschakelen van het contact een van de
autogordels niet is vastgemaakt.
Als na het starten van de motor de autogor-
del van de bestuurder of passagier voorin
(indien van toepassing) niet correct is vast-
gemaakt en de auto ongeveer 20 km/u heeft
bereikt, gaat dit lampje op het instrumenten-
paneel branden en klinkt er ongeveer gedu-
rende twee minuten een geluidssignaal.
Opmerking: een voorwerp op de zitting van
de passagiersstoel kan in sommige gevallen
het waarschuwingslampje inschakelen.
1.31