MathPrint™
Ë 76 ¥ £ k 7 Ë 9 Ã y C 5 ~ ¤ Ã
3
« 45 ¤ [enter]
2
de ~ is een duidelijk verschil in
Opmerking:
toetsaanslag vergeleken met Classic.
Opmerking:
druk in de MathPrint™-modus op ~ om het MathPrint™-template te
verlaten en verder te gaan met het invoeren van de uitdrukking.
Meerdere invoeren op een regel
Om twee of meer uitdrukkingen of instructies op een regel in te voeren, moet u deze
scheiden met dubbele punten (ƒ m). Alle instructies worden samen opgeslagen in
de laatste invoer y [.
Een getal in de wetenschappelijke notatie invoeren
1. Voer het gedeelte van het getal dat voor de exponent staat in. Deze waarde kan
een uitdrukking zijn.
2. Druk op y D. â wordt geplakt op de plaats van de cursor.
3. Voer de exponent in, die uit één of twee cijfers kan bestaan.
:
Opmerkingen
•
als de exponent negatief is, druk dan op k en voer vervolgens de exponent in.
•
â staat voor "x10" en de berekening interpreteert het gehele getal als (123.45 x 10
2
) alsof het is ingevoerd tussen haakjes.
Wanneer u een getal in de wetenschappelijke notatie invoert, geeft de TI-84 Plus CE-T
antwoorden niet automatisch in de wetenschappelijke of ingenieursnotatie weer. De
modusinstellingen en de grootte van het getal bepalen de weergavenotatie.
Functies
Een functie levert een waarde op. log( en sin( zijn functies. Over het algemeen is de
eerste letter van elke functie een kleine letter. Voor de meeste functies is minimaal
één argument vereist, zoals aangegeven door het open haakje dat volgt op de naam.
Bij sin( is bijvoorbeeld één argument nodig, sin( waarde).
Classic
Ë 76 ¥ £ k 7 Ë 9 Ã y C 5
3
¤ ¤ Ã 2 « 45 ¤ [enter]
Uitdrukkingen uitwerken 30
-