17. Trimmen van de helikopter
Als de twee stuurknuppels op de zender in de middenstand staan, mag de helikopter tijdens het zweven nauwelijks
van positie veranderen.
Als de helikopter echter de neiging heeft om constant in een bepaalde richting te vliegen of ter plekke te draaien, dan
kan dit met de trim worden gecorrigeerd.
Voordat u de trim echter opnieuw afstelt, moet u eerst de positiesensors kalibreren (zie afbeelding 15).
Bij iedere bediening van een trimknop wordt de trim met één stap versteld en wordt de verstelling met
een korte signaaltoon bevestigd. Als de knop wordt ingedrukt en vastgehouden, dan geeft de zender snel
opeenvolgende signaaltonen, die de stapsgewijze aanpassing van de trim akoestisch aanduiden. Tegelij-
kertijd verschijnen er stap voor stap maximaal vijf extra indicatiestreepjes op het display bij de betreffende
trimindicator.
Wanneer de trim-eindpositie is bereikt, geeft de zender geen signaaltoon meer af. De middenstand van de
trim wordt akoestisch weergegeven met een langere signaaltoon. De instelling van de digitale trim wordt
niet opgeslagen en staat na het inschakelen van de zender altijd in de middenstand.
Pitch-trim
Aangezien de helikopter een actieve hoogtestabilisatie heeft, is trimmen van de vlieghoogte niet vereist. Daarom kun-
nen de trimknoppen die niet nodig zijn onder andere worden gebruikt voor de automatische start- en landingsfunctie
(zie afbeelding 16).
Staarttrim
Als de helikopter met de rompneus naar rechts wil draaien, dan druk dan op de linker trimknop voor de staartfunctie
(zie ook afbeelding 1, pos. 10). Houd de knop zolang ingedrukt totdat het model niet langer de neiging heeft om naar
rechts te draaien (zie lichte pijlen in afbeelding 17).
Als de rompneus naar links draait, dan moet de rechter trimknop voor de staartfunctie worden ingedrukt (zie donkere
pijlen in afbeelding 17).
Afbeelding 17
25