b) De zender inschakelen
Om de juiste stroomvoorziening van de zender te kunnen controleren, dient u deze voor testdoeleinden kort in gebruik
te nemen.
Schuif daarvoor de aan/uit-schakelaar (zie ook afbeelding
1, pos. 7) van de rechterstand (UIT) naar de linkerstand
(AAN).
De zender zendt een korte signaaltoon uit en de LED-
indicator (zie ook afbeelding 1, pos. 12) begint langzaam
te knipperen. Tegelijkertijd worden alle display-elementen
in het scherm getoond.
Beweeg de stuurknuppel voor de vlieghoogte- en staart-
functie (zie ook afbeelding 1, pos. 11) naar de bovenste
positie. De zender laat daarbij opnieuw een signaaltoon
horen en het LED-display knippert nu snel.
Beweeg vervolgens de stuurknuppel voor de vlieghoogte-
Afbeelding 4
en staartfunctie naar de onderste positie. De zender laat
een langere signaaltoon horen en het LED-display brandt
continu.
Beweeg de stuurknuppel vervolgens terug naar de middenstand. Display (2) toont nu alleen de in afbeelding 2 ge-
toonde elementen.
Om de zender weer uit te schakelen, schuift u de aan/uit-schakelaar terug naar de rechter schakelaarstand.
Wanneer de spanning van de batterijen van de zender daalt, gaan de vier streepjes in de batterij-indicator op het
display geleidelijk uit (zie afbeelding 2, pos. 4).
Als de stroomvoorziening niet meer voldoende is om de zender goed te laten werken, dan begint de rode LED-
indicator (zie afbeelding 4, pos. 12) langzaam te knipperen. Bovendien geeft de zender regelmatig korte signaaltonen.
Beëindig in dit geval onmiddellijk het vliegen van de helikopter en plaats een nieuwe set batterijen in de zender.
13