2 Beschrijving
2.3
Functie
8
De programmaregelaar werkt met drie microcontrollers (1), die program-
mastart, de regeling, de bediening en aanduiding besturen. Daarbij behoren
EPROMS zoals data-opslag (2) en RAM-bouwstenen zoals werkgeheugen-/
data-opslag (3). De gebruikersprogramma's zijn in een niet-oppervlakkige
Flash-EPROM (4) vastgelegd. Bij de uitvoering LPF-200 is een werkelijke tijd
(5) beschikbaar.
Ingaven zoals apparaatconfiguaratie, bediening enz. gaan bij de LPF-100 via
een toetsenbord met 24 toetsen (6), bij de LPF-200 comfortabeler met 38 toet-
sen (6), deze kan eveneens gedeeltijk per PC over de SETUP Interface (7) ge-
schieden.
Alle relevante waarden worden bij de LPF-100 door een 17-cijferig 7-seg-
ments-aanduiding en 25 lichtdiodes (8), bij de LPF-200 door een 30-cijferig 7-
segments-aanduiding tweekleurig (8) en 35 lichtdiodes afgebeeld.
De gegevensuitwisseling tussen proceseenheid en bedieneenheid geschiedt
bij compact-apparaten via de LON-Interface DC 1250 kBaud (9), bij geschei-
den apparaatuitvoering via de LON-Transceiver FTT-10 78kBaud (10).
De analogen grootte van de meetwaardegever (11) worden in ASIC-schakelin-
gen (12) bewerkt en in een digitale code overgebracht.
Door vier externe ingangen (13) kunnen apparaatfuncties van veraf worden ge-
stuurd en ook vergrendeld worden.
12 Resp. 24 relaisuitgangen (14) met contactbescherming zijn aanwezig.
Bij compactapparaten worden de door verzorging van de apparaten noodza-
kelijke spanning van een gesynchroniseerde neetdeel (15) geproduceerd, bij
een gescheiden uitvoering is in de bedieneenheid een volgend netdeel (15)
aanwezig en moet separaat gesloten worden.