precies op de juiste plaatsen, telkens in de juiste hoeveelheid en aan de juiste snelheid en bij voldoende
hoge temperaturen.
Stap 1 – hoofdverbranding en ontgassing:
De verbrandingslucht wordt via de luchtklep in het apparaat in de luchtvoorverwarmingskamer en rond
de brandcilinder gestuurd. Via voorverwarmingskanalen stroomt de verbrandingslucht naar spuitmonden
en openingen en zo geraakt de lucht op precies vastgelegde plaatsen optimaal vermengd met het
verbrandingsgas.
Door de zo in de verbrandingskamer geleide verbrandingslucht is er een constant stabiele ontgassing.
Stap 2 – verwarmingsgas-voorbereiding:
Kort voor en in de naverbrandingszone in de vlammenkamer wordt nog meer lucht naar de
verwarmingsgassen gevoerd. In dit gebied wordt het energierijke verwarmingsgas nog een keer met
opgewarmde verbrandingslucht gevoed. Door de vorm en de uitvoering van de doorbrandluchtmond wordt
de gewenste vermenging van brandgas en lucht bereikt.
Stap 3 – naverbranding:
In de vlammenkamer zorgen hoge temperaturen en de goede vermenging van brandbare
verwarmingsgassen met verbrandingslucht voor een schone vlammenbeeld en een rendabele en daarmee
ook zuivere verbranding.
Let voor de bediening steeds op de volgende zaken:
De vuur- en de asdeur moeten tijdens de werking gesloten zijn!
Houd de vuurdeur, asvakdeur en verbrandingsluchtschuif ook gesloten
als het apparaat niet wordt gebruikt!
Bediening
27