nbouw
2. Inbouw
2. Samenbouwen
Het samenbouwen van ventiel en aandrij-
ving kan voor of na de inbouw van het re-
gelventiel in de leiding plaatsvinden.
Aandrijving (10) met membraanstang (11)
door het gat in de traverse (8) op de tap
van het balgdeel (5.1) schuiven, uitrichten
en met de moeren (9) SW17 vastschroeven.
ij metaalbalgaandrijvingen DN 65 t/m
100 op het ventiel de traverse (8) verwijde-
ren en de stangen afschroeven.
Stangen in de aandrijfflens schroeven, dan
de aandrijving op het ventiel schuiven en de
stangen met meren op de ventielflens
schroeven.
2.2 Inbouwpositie
Belangrijk!
e leiding moet voor de inbouw van de re-
gelaar zorgvuldig worden doorgespoeld,
zodat door het medium meegevoerde pak-
kingdeeltjes, lasparels en andere verontreini-
gingen het optimaal functioneren en het cor-
rect afsluiten niet negatief kunnen beïnvloe-
den.
Voor het overstortventiel moet absoluut een
filter (SAMSON type 2) worden ingebouwd
(zie par. 2.4).
Het overstortventiel moet in de horizontale
leiding worden ingebouwd.
ij de inbouw van het ventiel moet de pijl
op de behuizing in de richting van de door-
stroming wijzen.
B 2517 NL
6
ij condensaathoudende media moet de lei-
ding naar beide zijden onder een klein af-
schot worden gelegd, zodat het condensaat
kan weglopen.
Wanneer de leiding voor en na de regelaar
verticaal naar boven loopt, dan moet abso-
luut een automatische ontwatering worden
toegepast (SAMSON type 13E).
ij de keuze van de inbouwplaats moet
erop worden gelet, dat de regelaar na de
montage goed toegankelijk blijft.
De regelaar moet spanningsloos worden in-
gebouwd, eventueel moet de leiding in de
nabijheid van de aansluitflens worden on-
.
dersteund.
Belangrijk!
Breng de ondersteuningen nooit aan op
het ventiel of de aandrijving.
In geen geval mogen tussen de drukaftap-
punten en het regelventiel apparaten wor-
den ingebouwd die de diameter reduceren
(bijv. temperatuurregelaars of afsluiters).
Wanneer er een bypass-leiding aanwezig
is, dan moet deze voor het drukaftappunt
uitmonden; in de bypass-leiding moet een
afsluiter worden ingebouwd.
Standaard inbouw bij mediumtempera-
turen hoger dan 0 °C, geldt niet voor
millibar-overstortventiel
Inbouwmogelijkheid bij gassen en vloei-
stoffen tot aan een mediumtemperatuur
van 80 °C. Inbouwpositie dwingend
voorgeschreven bij millibar-overstort-
ventiel.
Niet toegestaan