Eindschakelaars
De eindschakelaars zijn uitgerust met inductie-
ve initiators, inductieve dubbele naderings-
schakelaars of elektrische microschakelaars
(zie blz. 20 e.v.).
De eindschakelaars worden bij de meeste toe-
passingen zodanig ingesteld, dat in de eind-
standen van het regelventiel een signaal
actief is. Het schakelpunt kan echter ook wille-
keurig binnen het draai- of slagbereik worden
ingesteld, bijv. wanneer een tussenstand moet
worden gesignaleerd.
Schakelpuntverschuiving door temperatuur-
veranderingen
De eindschakelaars en de bijbehorende bedie-
ningselementen reageren op temperatuurver-
anderingen.
Om betrouwbaar schakelen te waarborgen
moet de schakelpuntafstand tussen de schakel-
stand van het regelventiel en het schakelpunt
van de eindschakelaar groter zijn dan de ver-
schuiving van het schakelpunt door tempera-
tuurveranderingen.
Daarom moet bij het instellen van de eindscha-
kelaars de schakelpuntverschuiving met x sla-
gen van de instelschroef worden gecompen-
seerd (zie tabel „instelgegevens").
Instelgegevens
Schakelpuntverschuiving
Draaihoek
2°
Slagen instelschroef
1
x =
/
16
T = 50 K
Slag
0,8 mm
1
x =
/
16
– 19 –
EB 3776 NL