Elektrische aansluiting
Bij de elektrische installatie moeten
de geldende elektrotechnische voor-
schriften en de nationale veiligheids-
voorschriften worden aangehouden.
Voor de montage in explosiegevaarlijk omge-
ving gelden de lokale, nationale voorschrif-
ten. Voor aansluiting op gecertificeerde intrin-
siekveilige circuits gelden de specificaties van
het EG-typebeproevingscertificaat PTB 98
ATEX 2072 voor zone 1 of 21 en de confor-
miteitsverklaring PTB 02 ATEX 2007X voor
zone 2 of 22 (zie blz. 23 t/m 25).
Bij aansluiting van gelijkspanningssignalen
moet op de juiste polariteit worden gelet.
De gelakte bouten in de behuizing mogen niet
worden losgemaakt.
Voorstuurventiel/handhulpbediening
I/P-binaire omvormer
Drukreduceer
Handhulpbediening
Fig. 10
EB 3776 NL
Aansluitkabels
De elektrische aansluiting wordt via kabelwar-
tels M 20
1,5 uitgevoerd op een klemmen-
blok in de behuizing, met connectoren conform
EN 175301-803, met connectoren (Harting) of
met ronde stekers (Binder).
Bij
voorkeur
minimaal 0,5 mm
buitendiameter worden toegepast.
Voorstuurventiel/handhulpbediening
Voor veiligheidsschakelingen moe-
ten voorstuurventielen zonder hand-
bediening worden toegepast.
Eindschakelaars met voorstuurventiel
Het voorstuurventiel, bestaande uit I/P-binaire
omvormer
en drukreduceer
gewenst zijn voorzien van een handhulpbedie-
ning
(zie fig. 10).
Wanneer het nom. signaal niet aanwezig is
kan dan het voorstuursignaal via een druk- of
druk-/schakelknop met een schroevendraaier
(breedte 4,5 mm) worden bediend.
– 14 –
moeten
aansluitkabels
2
aderdiameter en 6 tot 9 mm
, kan indien
met