5.
Het deksel van het apparaat weer op het frame
leggen.
6.
De bovenste afdekplaten elk in het deksel inhan-
gen. Onderaan aan het frame van het apparaat
vastschroeven.
De luchtgeleidingskappen zijn nu gemonteerd. U
kunt de montage- en installatiewerkzaamheden
aan het apparaat uitvoeren en na de voltooiing
van de werkzaamheden de onderste afdekplaten
aanbrengen (zie bij 'Elektrische aansluiting').
16.5 Montage/aansluiting op het
verwarmingscircuit
LET OP
Het apparaat in het verwarmingscircuit in
overeenstemming
schema integreren, afhankelijk van het ap-
paraattype. Parallelschakeling van meerdere
warmtepompen is niet mogelijk.
Documentatie "Hydraulische integratie"
► Controleer of de doorsnede en lengte van de lei-
dingen van het verwarmingscircuit (inclusief aard-
leidingen tussen warmtepomp en gebouw) vol-
doende gedimensioneerd zijn.
De hydraulische inrichting moet van een buffervat
voorzien worden, waarbij het vereiste volume afhanke-
lijk is van het apparaattype.
"19 Buffervat", pagina 14
Technische wijzigingen voorbehouden | 83061500bNL | ait-deutschland GmbH
met
het
hydraulische
LET OP
Vuil en afzettingen in het (bestaande) hydrau-
lische systeem kunnen leiden tot schade aan
de warmtepomp.
► Zorg ervoor dat er een slibvang in het hydrauli-
sche systeem gemonteerd is.
► Spoel het hydraulische systeem voor de hydrauli-
sche aansluiting van de warmtepomp goed door.
LET OP
Beveilig bij de werkzaamheden de aansluitin-
gen aan het apparaat altijd tegen verwringen,
om de koperen leidingen binnen in het appa-
raat tegen beschadiging te beschermen.
1.
De vaste leidingen van het verwarmingscircuit
moeten buiten beneden de vorstgrens gelegd
worden.
2.
Voorzie de verwarmingswateruitgang (aanvoer)
en verwarmingswaterinlaat (retour) aan warmte-
pompzijde van afsluiters.
Door de montage van de afsluiters kunnen de ver-
damper en de condensor van de warmtepomp in-
dien nodig worden doorgespoeld.
1 Aansluiting verwarmingswateringang
(retour)
2 Aansluiting verwarmingswateruitgang
(aanvoer)
3.
De aansluiting op de vaste leidingen van het ver-
warmingscircuit met behulp van flexibele koppelin-
gen uitvoeren.
Deze moeten worden geïnstalleerd om overdracht
van resonantie naar de leidingen tegen te gaan.
AANWIJZING
Als er een bestaande installatie vervangen
wordt, mogen de oude flexibele koppelingen
niet opnieuw gebruikt worden.
Flexibele koppelingen zijn als toebehoren
verkrijgbaar.
4.
De condenswaterslang zo in het toestel leggen,
dat deze niet in contact kan komen met koude-
middelleidingen.
13