152
Rijden en bediening
Display-instellingen
Navi 650/Navi 950: De helderheid
kan worden ingesteld door de buiten‐
ste ring van de multifunctionele toets
eerst in te drukken en dan te draaien.
CD 600: De helderheid kan worden
ingesteld door de multifunctionele
knop eerst in te drukken en dan te
draaien.
Deactivering
De camera wordt gedeactiveerd wan‐
neer een bepaalde snelheid vooruit
wordt overschreden of als de achter‐
uitversnelling gedurende ong.
10 seconden niet is ingeschakeld.
U kunt de achteruitkijkcamera in- of
uitschakelen in het menu
Instellingen op het Info-display. Per‐
soonlijke instellingen 3 100.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste re‐
gel van het Info-Display.
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● Als de zon of de straal van kop‐
lampen rechtstreeks op de lens
van de camera valt.
● Als de cameralens door ijs,
sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● Als de achterklep niet goed ge‐
sloten is.
● Als de auto een aanrijding aan de
achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Verkeersbordherkenning
Werking
Het verkeersbordherkenningssys‐
teem herkent bepaalde borden via
een frontcamera en toont deze in het
Driver Information Center.
Verkeersborden die worden herkend
zijn:
Verkeersborden met beperkingen en
geen doorgang
● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbod
Bewegwijzering
Begin en eind van:
● snelwegen
● A-wegen
● speelstraten