Laat de AF-hulpstraal van de flash niet afgaan op onderwerpen die dichtbij (op een afstand van centimeters) staan.
0
Raak ze niet rechtstreeks met uw handen aan.
0
Gebruik ze niet als er vreemde deeltjes zoals stof aan hangen.
0
Dek ze ook niet af met tape enz.
0
Een onjuist gebruik kan leiden tot brandwonden.
0
De hitte van de flash kan een afgifte van rook veroorzaken.
0
Raak de flash niet aan onmiddellijk nadat ze is gebruikt.
0
ZELFONTSPANNER
Gebruik deze functie wanneer u een groepsfoto maakt.
"Groepsopnamen maken (zelfontspanner)" (A pag. 47)
Instelling
UIT
Schakelt de Zelfontspannerfunctie uit.
2 SEC
De sluiter wordt na 2 seconden vrijgegeven. Deze functie voorkomt het schudden van de camera dat veroorzaakt wordt door het
indrukken van de sluiterknop.
10 SEC
De sluiter wordt na 10 seconden vrijgegeven. Deze functie voorkomt het schudden van de camera dat veroorzaakt wordt door
het indrukken van de sluiterknop.
GEZICHTSDETECTIE
De sluiter wordt vrijgegeven wanneer het onderwerp in beeld komt.
OPMERKING :
De zelfontspannerlamp knippert tijdens de werking van de Zelfontspannerfunctie.
0
GAIN OMHOOG (alleen P, A, S, M en U)
Regelt het ISO-niveau, in overeenstemming met de helderheid van het onderwerp.
Instelling
AUTOM
ISO50
ISO100
ISO200
ISO400
ISO800
ISO1600
ISO3200
ISO6400
OPMERKING :
"OPHELDEREN" kan ingesteld worden met de GEBRUIKER-knop.
0
"U: Slaat de instelwaarden op van frequent gebruikte functies (Gebruikersinstellingen)" (A pag. 36)
BEELDSTABILISATOR
Het schudden van de camera kan tijdens de opname van het stilstaand beeld effectief gereduceerd worden.
"Vermindering van het schudden van de camera" (A pag. 41)
SMILE-OPNAME (alleen P)
Legt automatisch een stilstaand beeld vast na de detectie van een smile.
Instelling
UIT
Detecteert geen glimlachen.
AAN
Legt automatisch een stilstaand beeld vast na de detectie van een smile.
OPMERKING :
De camera kan maximaal 16 gezichten detecteren. De smile-niveaus worden weergegeven voor maximaal 3 van de grootste gezichten die worden
0
weergegeven op het scherm.
Stelt de gain automatisch in.
Stelt de functie in op ISO50.
Stelt de functie in op ISO100.
Stelt de functie in op ISO200.
Stelt de functie in op ISO400.
Stelt de functie in op ISO800.
Stelt de functie in op ISO1600.
Stelt de functie in op ISO3200.
Stelt de functie in op ISO6400.
Nadere bijzonderheden
Nadere bijzonderheden
Nadere bijzonderheden
Menu Instellingen
179