Montage
De spiraalslang moet tussen de tankeenheid en de rioleringsaansluiting als volgt geplaatst worden:
•
Met voldoende, constant verval.
•
Zonder doorhangen.
•
Zonder spanning.
f
Wanneer nodig verkort u de slang,
Afb. 40 Afvalwaterslang op de
riolering aansluiten
f
Snijd de spiraalslang (Ø 50 mm) in een 50 cm en in een 100 cm lange stuk.
Afb. 41
Slang naar de
zuigmotor aansluiten
50
f
Sluit de slang op de rioleringsaansluiting van de klant aan.
Gebruik daarvoor
(afhankelijk van de montagesituatie):
•
Een slangklem.
•
Een van de meegeleverde rubberen reductiestukken.
f
Monteer de wandklemmen om doorhangen te verhinderen.
Tijdens het bedrijf neemt het gezicht van de slang aanzienlijk
toe.
f
Steek een slangklem (Ø 40-60 mm) op het uiteinde van het
korte slangenstuk.
f
Sluit de slang op de aansluitbuis op de condensaatafscheider
aan.
f
Trek de slangklem stevig aan.
f
Trek de slangklem na 15 minuten terug aan.
M8
1.1.179.0001