Inhoudsopgave
Advertenties
Indien u het meetbereik handmatig wijzigt na het inschakelen van de modus 'resultaat vasthouden op het
scherm', wordt deze modus automatisch uitgeschakeld.
3.1.2. Handmatige en automatische bereikaanpassing
De meter biedt de keuze tussen handmatige of automatische bereikaanpassing.
* In de modus voor automatische bereikaanpassing zal de meter het beste bereik voor het gegeven ingangs-
signaal kiezen. Dit maakt het mogelijk meetpunten te wijzigen zonder het bereik handmatig te moeten
aanpassen.
* In de modus voor handmatige bereikaanpassing is het mogelijk het meetbereik handmatig te kiezen. Dit
maakt het mogelijk de automatische bereikaanpassing uit te schakelen en de meter te blokkeren op een
gegeven meetbereik.
* De standaardmodus voor meetfuncties met meer dan één bereik is de modus voor automatische bereikaan-
passing. Wanneer de meter in de automatische bereik-aanpassingsmodus staat, verschijnt het symbool
"AUTO" op het scherm.
Om de handmatige modus voor bereikaanpassing in- en uit- te schakelen:
1. Raak de RANGE 2-toets aan. De handmatige modus voor bereikaanpassing wordt ingeschakeld. Op het
LCD-scherm verschijnt het symbool 'MANU'.
2. Raak toets 5 of 7 aan om het gewenste bereik te kiezen.
3. Raak de RANGE-toets nogmaals aan om het scherrm te verlaten. De meter keert terug naar de auto-
matische bereik-aanpassingsmodus en op het scherm verschijnt het symbool 'AUTO'.
3.1.3. Functie Max/Min
De meter toont het maximale of minimale resultaat op het extra scherm.
Druk de toets MAX/MIN 4 in, op het extra scherm verschijnt het maximale resultaat.
Druk de toets MAX/MIN 4 opnieuw in, op het extra scherm verschijnt het minimale resultaat.
Druk de toets MAX/MIN 4 nogmaals in om de modus 'maximum/minimum' te verlaten.
3.1.4. Modus 'relatieve metingen'
De meter toont de relatieve metingen in alle functies bovenop de frequentie.
Om de modus 'relatieve metingen' in- en uit- te schakelen:
1. Nadat u de gewenste meetfunctie hebt gekozen, houd de meetpunten tegen het circuit dat u als basis
voor toekomstige metingen kiest.
2. Raak de toets REL aan om de gemeten waarde te onthouden en de modus 'relatieve metingen' in te
schakelen. Het verschil tussen de referentiewaarde en de volgende meting verschijnt op het scherm.
3. Raak de toets REL nogmaals aan om terug te keren naar de normale werking.
Advertenties
Inhoudsopgave
