VACON · 82
8.2
WERKING VAN DE MOTOR
8.2.1
CONTROLES VOOR HET STARTEN VAN DE MOTOR
Voordat u de motor start, moet u de volgende controles uitvoeren.
Controleer of alle START- en STOP-schakelaars die zijn aangesloten op de
•
besturingsklemmen in de STOP-stand staan.
Overtuig u ervan dat u de motor veilig kunt starten.
•
Activeer de opstartwizard. Zie de applicatiehandleiding die hoort bij uw AC-
•
frequentieregelaar.
Stel de maximale frequentiereferentie (d.w.z. het maximumtoerental van de motor)
•
zodanig in dat deze passend is voor de motor en het apparaat dat door de motor wordt
aangedreven.
8.3
DE KABEL- EN MOTORISOLATIE DOORMETEN
Voer deze controles indien noodzakelijk uit.
Controle van de isolatie van de motorkabel
1. Maak de motorkabel los van de aansluitingen U, V en W en van de motor.
2. Meet de isolatieweerstand van de motorkabel tussen fasedraden 1 en 2, 1 en 3, en 2 en 3.
3. Meet ook de isolatieweerstand tussen elke fasedraad en de aardleiding.
4. De isolatieweerstand moet > 1 MΩ zijn bij een omgevingstemperatuur van 20 °C (68 °F).
Controle van de isolatie van de voedingskabel
1. Maak de voedingskabel los van de aansluitingen L1, L2 en L3 en van het net.
2. Meet de isolatieweerstand van de voedingskabel tussen fasedraden 1 en 2, 1 en 3, en 2
en 3.
3. Meet ook de isolatieweerstand tussen elke fasedraad en de aardleiding.
4. De isolatieweerstand moet > 1 MΩ zijn bij een omgevingstemperatuur van 20 °C (68 °F).
Controle van de isolatie van de motor
1. Maak de motorkabel los van de motor.
2. Open de overbruggingsverbindingen in de aansluitdoos van de motor.
3. Meet de isolatieweerstand van elke motorspoel. De meetspanning moet minimaal gelijk
zijn aan de nominale motorspanning, maar mag niet groter zijn dan 1.000 V.
4. De isolatieweerstand moet > 1 MΩ zijn bij een omgevingstemperatuur van 20 °C (68 °F).
5. Volg de instructies op van de fabrikant van de motor.
8.4
INSTALLATIE IN EEN IT-SYSTEEM
Bent u aangesloten op een elektriciteitsnet met IT-aarding ('Isolé Terre'), dan moet de
frequentieregelaar EMC-beschermingsniveau C4 hebben. Heeft uw frequentieregelaar EMC-
beschermingsniveau C3, dan moet dat worden omgezet naar C4. Dit kan door de EMC-
jumper te verwijderen.
8
INBEDRIJFSTELLING EN AANVULLENDE INSTRUCTIES
TEL. +358 (0)201 2121 · FAX +358 (0)201 212 205