Items instellen ([RAW-verwerking])
[Start verwerking]
[Witbalans]
[Helderheidcorrectie]
[Fotostijl]
[Int. dynamisch
bereik]
¢1
[Contrast]
¢1
[Markeren]
¢1
[Schaduw]
¢1
[Verzadiging]
¢2
/
[Kleurtoon]
¢3
¢2
[Tint]
[Filtereffect]
¢3
¢4
[Korreleffect]
Slaat het beeld op.
Selecteert de witbalans en past die aan.
Door het item met [
met dezelfde instelling als die van het tijdstip van de opname.
Als u op 4 drukt in het selectiescherm van [Witbalans],
0
verschijnt het scherm voor de afstelling van de witbalans.
Als u op 3 drukt terwijl [
0
is, verschijnt het scherm voor de instelling van de
kleurtemperatuur.
Corrigeert de helderheid.
Het [Helderheidcorrectie]-effect verschilt van het effect
0
van de belichtingscompensatie tijdens de opname.
Selecteert een Fotostijl.
Als u op [Q] drukt terwijl [Als709] is geselecteerd,
0
verschijnt het scherm voor de knie-instelling. (l 280)
U kunt geen Fotostijl selecteren voor beelden die zijn
0
opgenomen met [V-Log]. U kunt [V-Log] niet selecteren
voor beelden die niet zijn opgenomen met [V-Log].
U kunt geen andere Fotostijl selecteren dan [Cinelike D2]
0
of [Cinelike V2] voor beelden die zijn opgenomen met
[Cinelike D2] of [Cinelike V2]. U kunt [Cinelike D2] of
[Cinelike V2] niet selecteren voor beelden die niet zijn
opgenomen met Fotostijl [Cinelike D2] of [Cinelike V2].
Als u [HLG] geselecteerd heeft in [Bestandsindeling] in
0
[Meer instellen] zijn alleen [Standaard(HLG)] en [Zwart-
wit(HLG)] beschikbaar om geselecteerd te worden.
Selecteert de instelling van [Int. dynamisch bereik].
Past het contrast aan.
Past de helderheid van heldere delen aan.
Past de helderheid van donkere delen aan.
Past de verzadiging of kleurtoon aan.
Past de tint aan.
Selecteert filtereffecten.
Selecteert een korreleffect-instelling.
13. Beelden afspelen en bewerken
] te selecteren, kan het verwerkt worden
] op [
1
4
] van geselecteerd
361