5. Focus/Zoom
Scherpstelling op de aangeraakte positie ([AF])
1
Raak het onderwerp aan.
De positie van het AF Area gaat naar de aangeraakte positie.
0
2
Maak met uw vingers een knijpende of spreidende beweging om de
afmetingen van het AF Area te veranderen.
De eerste aanraking van [Reset] veroorzaakt de terugkeer van de positie van
0
het AF Area naar het midden.
De tweede druk zet de grootte van het AF Area weer op de fabrieksinstelling.
3
Raak [Inst.] aan.
In [
] raakt u [Exit] aan.
0
Voor [
] wordt de AF-gebiedsinstelling geannuleerd als u [
0
het opnamescherm.
Scherpstelling en aanpassing helderheid van de
aangeraakte positie ([AF+AE])
1
Raak het onderwerp aan waarvoor u
de helderheid wilt regelen.
Op de aangeraakte positie wordt een AF
0
Area weergegeven die op dezelfde manier
werkt als [Ø].
Hierdoor wordt een punt geplaatst om de
helderheid op het midden van de AF Area
aan te passen.
2
Maak met uw vingers een knijpende of spreidende beweging om de
afmetingen van het AF Area te veranderen.
De eerste aanraking van [Reset] veroorzaakt de terugkeer van de positie van
0
het AF Area naar het midden. De tweede druk zet de grootte van het AF Area
weer op de fabrieksinstelling.
3
Raak [Inst.] aan.
De [AF+AE]-gebiedsinstelling wordt geannuleerd als u [
0
(wanneer [
120
] of [Ø] is ingesteld: [
]) op het opnamescherm.
] aanraakt op
] aanraakt