5. Sluit de draden aan op het klemmenblok zoals getoond in
de onderstaande afbeeldingen.
Modellen 6–10 GN
Modellen 20 GN
6. Zet na de aansluiting de kabel vast door de ring van de
kabelgoot vast te draaien.
E.6.4
Veiligheidssysteem
De
apparatuur
is
voorzien
veiligheidsvoorzieningen:
• Zekering - bevindt zich achter het bedieningspaneel.
Voor elektrische modellen
• Handmatig terug te stellen veiligheidsthermostaat voor de
ovenruimte - bevindt zich achter het bedieningspaneel;
Hij schakelt de stroomvoorziening naar de verwarmingen
van de ovenruimte uit.
• Handmatig terug te stellen veiligheidsthermostaat voor de
stoomgenerator - bevindt zich achter het bedieningspaneel;
Hij schakelt de stroomvoorziening naar de verwarmingen
van de generator uit.
• Automatisch terug te stellen thermische inrichting in de
ventilator.
Activeert als de ventilator oververhit raakt, en beschermt zo
de werking van de eenheid en schakelt de stroomvoorzie-
ning naar het apparaat uit.
Voor gasmodellen
• Handmatig terug te stellen veiligheidsthermostaat voor
ovenruimte - bevindt zich achter het bedieningspaneel;
Schakelt de gastoevoer naar de brander van de convector
uit.
• Handmatig terug te stellen veiligheidsthermostaat voor de
stoomgenerator - bevindt zich achter het bedieningspaneel;
Schakelt de gastoevoer naar de brander van de generator
uit.
• Automatisch terug te stellen thermische inrichting in de
ventilator.
Activeert als de ventilator oververhit raakt, en beschermt zo
de werking van de eenheid en schakelt de stroomvoorzie-
ning naar het apparaat uit.
48
van
de
volgende
LET OP:
De resethandelingen moeten uitgevoerd worden
door technisch gespecialiseerd personeel nadat de
oorzaken van de onderbreking verholpen zijn.
E.7
Connectiviteit
E.7.1
Instellingen
Als u een van de "Connectiviteitssets" als accessoire heeft
besteld om het apparaat te kunnen verbinden, raadpleeg dan
de specifieke installatievoorschriften van de accessoire.
Als uw apparaat is voorzien van een IOT-module, raadpleeg
dan de installatievoorschriften 595405V00, verkrijgbaar via de
QR-code van het apparaat.
E.8
Gasaansluiting
E.8.1
Algemene voorzorgsmaatregelen voor
gasaansluiting
PAS OP
Verzeker u ervan dat het apparaat
geschikt is voor de beschikbare gassoort.
Raadpleeg het typeplaatje.
Houd u aan alle voorschriften van de
plaatselijke gasleverancier! Een onjuiste
aansluiting
veroorzaken.
BELANGRIJK
Alleen voor het VK: als het apparaat werkt met
LPG, wordt de toevoeging van een OPSO (Over
Pressure Shut-off)-ventiel stroomopwaarts van het
apparaat aanbevolen.
• Gasovens zijn niet geschikt voor gebruik in vaartuigen.
• Raadpleeg het gasbedrijf alvorens over te gaan tot de
installatie, om te kijken of het geleverde vermogen over-
eenstemt met het voorziene verbruik.
• De hoeveelheid van de voor de verbranding bestemde
beluchting kan niet gewijzigd worden.
LET OP:
De aansluiting voor de gastoevoerleiding is geel
geschilderd.
Voordat het apparaat op de gasleiding wordt aangesloten
1. Verwijder de kunststof beschermdop van de gasleiding.
2. Sluit de gastoevoerleiding "G" aan op de gasleiding.
3. Bovenstrooms van het apparaat moet een gasafsluitkraan
"H" met snelkoppeling worden aangebracht op een
gemakkelijk te bereiken plaats.
EI
Elektriciteitstoevoer
CW1
Watertoevoer voor het reinigingssysteem
CW2
Toevoer voor behandeld water
G
Ingang gastoevoerleiding
H
Afsluitventiel/-kraan
kan
brandwonden