FUNCTIE STOP AND START
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen.
Het systeem wordt automatisch ingescha-
keld wanneer de auto begint te rijden.
Tijdens het rijden zet het systeem de motor
af (op stand-by) wanneer de auto stilstaat
(file, voor een stoplicht, enz.).
Werkingscondities van het
systeem
De motor wordt op stand-by gezet als:
– de auto na de laatste stilstand heeft gere-
den;
– de versnellingshendel in de neutrale
stand staat (neutraal);
– het koppelingspedaal wordt losgelaten;
en
– de auto rijdt trager dan ongeveer 3 km/u.
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-
neel weergegeven).
(1/3)
Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel om u te melden
dat de motor op stand-by staat.
De uitrustingen van de auto blijven in wer-
king terwijl de motor stilstaat.
De motor start weer wanneer u het koppe-
lingspedaal indrukt of naar een versnelling
schakelt.
Bijzonderheid van het automatisch weer
starten van de motor
Onder bepaalde omstandigheden kan de
motor vanzelf weer starten om uw veiligheid
en uw comfort te waarborgen.
Als u uit de auto stapt, waarschuwen
een geluidssignaal en de boodschap
"ZET CONTACT UIT" dat de motor op
stand-by staat en niet is afgezet.
Dat kan zich met name voordoen wanneer:
– de buitentemperatuur te laag of te hoog
verschijnt
is (lager dan circa 0 °C of hoger dan circa
35 °C);
– de functie "helder zicht" is ingeschakeld
(raadpleeg de paragraaf "airconditioning"
in hoofdstuk 3);
– de accu onvoldoende geladen is;
– de rijsnelheid van de auto is hoger dan
5 km/u (bij afdalen, etc.).
– het rempedaal herhaaldelijk wordt inge-
drukt of er vaak wordt geremd;
– Het herstarten kan worden onderbroken
als het koppelingspedaal te snel wordt
losgelaten terwijl een versnelling wordt
ingeschakeld.
– ...
graaf "Starten, stoppen van de motor" in
hoofdstuk 2).
Voordat u de auto verlaat,
moet de motor worden afge-
zet en niet op stand-by worden
gezet (raadpleeg de para-
2.7