5. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
5
Druk de sluiterknop tot halverwege in.
•
Het hulpscherm zal dicht gaan. Het opnamescherm zal weergegeven worden.
•
U kunt het hulpscherm ook sluiten door op [MENU/SET] te drukken.
•
Als u het beeld vergroot heeft door aan de focusring te draaien, of door de focushendel
te bewegen, zal het hulpscherm ongeveer 10 seconden na die handeling dicht gaan.
•
MF Assist of de MF-gids worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van de gebruikte
lens. MF Assist kan echter weergegeven worden door het toestel rechtstreeks te bedienen,
met het aanraakscherm of een knop.
•
Als u op het opnamescherm op een cursorknop drukt wanneer [Direct focuspunt] in het
[Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zal het scherm weergegeven worden waarin u de te
vergroten zone kunt instellen.
•
MF Assist wordt niet weergegeven in de volgende gevallen:
–
Wanneer u bewegende beelden opneemt
–
Als opnames gemaakt worden met [
–
Bij het gebruik van de digitale zoom
Technieken voor handmatig scherpstellen
1 Stel scherp op het onderwerp door aan de
focusring te draaien.
2 Draai er nog een beetje aan.
3 Stel fijn scherp op het object door de
focusring heel langzaam in de
tegenovergestelde richting te draaien.
•
Als u na het scherpstellen op een onderwerp
in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat
geval opnieuw in.
•
Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
•
Als u close-ups maakt:
–
Wij raden aan een statief en de zelfontspanner
–
Het effectieve focusbereik (velddiepte) is aanzienlijk versmald. Daarom kan, als de afstand
tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er
opnieuw op scherp te stellen.
–
De scherpte op de buitenkanten van het beeld kan wat minder zijn. Dit is geen storing.
] ([4K-voorburst]) van de 4K-fotofunctie
(P201)
te gebruiken.
167