7. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Controleren van zones met een verzadiging met wit ([Zebrapatroon])
Toepasbare modi:
U kunt zones controleren die met wit verzadigd zijn door genoemde zones weer te geven
met een bepaald luminantieniveau in zebrapatroon. U kunt ook een minimum
luminantieniveau (helderheid) instellen dat als zebrapatroon verwerkt moet worden.
>
[Voorkeuze] > [Zebrapatroon]
MENU
Geeft zones boven een bepaald luminantieniveau weer
met een naar rechts hellend zebrapatroon.
[ZEBRA1]
Geeft zones boven een bepaald luminantieniveau weer
met een naar links hellend zebrapatroon.
[ZEBRA2]
[OFF]
Stelt het minimum helderheidsniveau voor ieder zebrapatroon in.
[Zebra 1]/[Zebra 2]
Druk op 3/4 om de helderheid te selecteren en druk op
[MENU/SET].
•
[SET]
•
Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we aan de belichting naar negatief
compenseren, onder raadpleging van het histogram
te maken.
•
De weergegeven zebrapatronen zullen niet worden opgenomen.
•
Als u [Zebrapatroon] toekent aan [Fn knopinstelling]
zebrapatroon als volgt omgeschakeld worden telkens wanneer u op de functieknop drukt waar
de instelling aan toegekend is:
[Zebra 1] > [Zebra 2] > [OFF].
Als [Zebra 2] op [OFF] gezet is, schakelt de instelling om met de volgorde [Zebra 1] > [OFF]
waarmee u in staat gesteld wordt de instelling snel om te schakelen.
U kunt een helderheidswaarde tussen [50%] en [105%] selecteren. In
[Zebra 2] kunt u [OFF] selecteren. Als u [100%] of [105%] selecteert zullen
alleen de zones die al met wit verzadigd zijn in een zebrapatroon
weergegeven worden. Hoe lager de waarde, hoe breder het
helderheidsbereik zal zijn dat als zebrapatroon verwerkt moet worden.
—
(P53)
en om de foto vervolgens opnieuw
(P70)
in het [Voorkeuze]-menu, zal het
220
(P173)
te