1
Veiligheidsregels
1-10
1.6.1.3 Als het tot een stroomoverbrenging komt, moet
de bestuurder de machine door opheffen of laten zakken
van de werkinrichtingen of door wegrijden resp. weg-
zwenken uit de elektrische gevarenzone brengen. Als dit
niet mogelijk is, gelden de volgende gedragsregels:
- De cabine niet verlaten!
- Mensen in de omgeving van de machine waarschuwen
niet dichterbij te komen of de machine aan te raken!
- Ervoor zorgen, dat de stroom wordt uitgeschakeld!
- De machine pas verlaten, wanneer het zeker is, dat de
stroom van de aangeraakte/beschadigde leiding af is!
1.6.1.4 Werkzaamheden aan elektrische installaties of
materialen mogen uitsluitend uitgevoerd worden door een
elektricien of door geïnstrueerde personen onder leiding en
toezicht van een elektricien onder inachtneming van de
elektrotechnische regels.
1.6.1.5 De elektrische installatie van een machine moet
regelmatig gecontroleerd/getest worden. Losse ver-
bindingen of te heet geworden kabels bijvoorbeeld moeten
direct verwijderd worden.
1.6.1.6 Machine- en installatieonderdelen, waaraan
inspectie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
worden uitgevoerd, moeten door loskoppelen van de
minpool aan de accu spanningsvrij worden gemaakt.
1.6.1.7 Elektrische laswerkzaamheden aan de machine
mogen pas uitgevoerd worden, als van tevoren de accu-
hoofdschakelaar (8-35/3) losgenomen is.
1.6.2
Hydrauliek
1.6.2.1 Alleen personen met speciale kennis van en
ervaring met hydrauliekinstallaties mogen werkzaamheden
hieraan verrichten.
1.6.2.2 Controleer regelmatig alle leidingen, slangen en
schroefverbindingen op lekkages en uiterlijk vaststel-
bare beschadigingen! Verhelp beschadigingen direct!
Uitspuitende olie kan verwondingen en brand veroorzaken.
1.6.2.3 De te openen gedeelten van het hydrauliek-
systeem voor begin van de reparatiewerkzaamheden in
overeenstemming met de functiegroepbeschrijvingen
drukloos maken!
1.6.2.4 Hydrauliekleidingen vakkundig leggen en
monteren! Verwissel de aansluitingen niet! Nieuwe
onderdelen moeten voldoen aan de door de fabrikant
gestelde technische eisen. Hieraan wordt altijd voldaan, als
er originele onderdelen worden besteld.
1.6.2.5 Door de fabriek ingestelde hydrauliekcomponen-
ten (bv. het maximaal toegestane toerental van de axiale
plunjerpompmotor) mogen niet worden gewijzigd. Verstel-
lingen hebben garantieverlies tot gevolg.
1.6.3
Lawaai
Tijdens het gebruik van de machine moeten de geluidsbe-
veiligingsinrichtingen in beveiligingsstand staan.
P070/P071/P085/P086/P100/P101