Waterontharder
Voor een optimaal reinigingsresultaat
moet de reinigings- en
desinfectieautomaat op zacht (kalkarm)
water zijn aangesloten. Bij hard water
ontstaan er witte afzettingen op het
spoelgoed en de wanden van de spoel-
ruimte.
Water met een hardheid van meer dan
4 °dH (0,7 mmol/l) moet worden
onthard. Dit gebeurt automatisch in de
ingebouwde ontharder.
– De waterontharder werkt met regene-
reerzout.
– De automaat moet nauwkeurig wor-
den ingesteld op de waterhardheid
in uw regio.
– Het plaatselijke waterleidingbedrijf
kan u informeren over de hardheid
van het water in uw omgeving.
De waterontharder is standaard inge-
steld op een waterhardheid van 19 °dH
(3,4 mmol/l).
Bij een afwijkende waterhardheid
(ook onder 4 °dH) moet de stan-
daardinstelling in de elektronische
besturing worden gewijzigd.
Als de waterhardheid schommelt (bij-
voorbeeld tussen 8 en 17 °dH), stel de
waterontharder dan altijd op de hoog-
ste waarde in (in dit geval op 17 °dH)!
De ingebouwde waterontharder kan
worden ingesteld op een waarde
tussen 1 °dH en 60°dH.
Voor een technicus van Miele is het
voor bepaalde werkzaamheden handig
te weten wat de waterhardheid in uw
regio is.
26
Noteer hier de waterhardheid:
°dH
Waterontharder instellen
Bij de eerste ingebruikneming moet
Miele de waterhardheid in de Profitronic
invoeren, (zie "Programmeerhandboek"
onder "Informatie over de werking van
de automaat - Regenereren").
Melding "Regenereren"
Als na een aantal reinigingsbeurten de
Regenereren
melding
verschijnt, is de ingebouwde wateront-
harder uitgeput en kan het systeem
geen onthard water meer leveren. De
ontharder moet dan meteen na afloop
van het programma met regenereer-
zout worden behandeld.
Mocht dit om bedrijfstechnische rede-
nen niet mogelijk zijn en is de machine
intussen meermaals gebruikt, dan moet
het systeem twee keer achter elkaar
worden geregenereerd.
in het display