APPENDIX 2 – VRIJEVELD-KALIBRATIEPROCEDURE
A2.1 KALIBRATIEASSURANTIE
Het volgende is een korte beschrijving van de apparatuur en procedures die moeten worden gebruikt met de model
260-audiometer als middel om vrijeveld-kalibratie uit te voeren.
Benadrukt moet echter worden dat het de verantwoordelijkheid is van de gebruiker van de apparatuur om ervoor te
zorgen dat de correcte kalibratie in het vrijeveld is bereikt, en het wordt aanbevolen dat de standaarden voor het testen
en kalibreren in vrijeveld en spraak (bijv. ISO 8253-3 & ISO 389-7) en andere passende referenties worden geraadpleegd.
Aangenomen wordt dat de kamer, luidsprekers en luisterpositie zijn opgesteld in overeenstemming met de relevante
standaarden en dat de vereiste kalibratieapparatuur, bedieningsprocedures en opgeleid technisch personeel
beschikbaar zijn om deze handeling uit te voeren. Eenmaal gekalibreerd, mogen items niet worden verplaatst,
verwijderd of toegevoegd aan de kamer zonder opnieuw te kalibreren
A2.2 EXTERNE VERSTERKER EN LUIDSPREKER
De volgende externe apparatuur is gespecificeerd voor gebruik van de model 260 audiometer in vrijeveld:
•
Versterker:
•
Luidspreker:
A2.3 KALIBRATIEOVERZICHT
De volgende kalibratie moet worden uitgevoerd voordat er tests in het vrijeveld worden uitgevoerd, en deze moet
worden herhaald als er wijzigingen zijn aangebracht in de positie of instellingen van de apparatuur, of als er andere
wijzigingen zijn aangebracht in de kamer (bijv. Meubilair verplaatst). Plaats de luidspreker(s) op de gewenste positie(s),
minimaal 1,5 meter van de luisterpositie van het onderwerp. Raadpleeg de specificatie voor de test die moet worden
uitgevoerd voor de juiste luidspreker- en onderwerpuitlijning(en).
Voor kalibratie wordt de meetmicrofoon van een geluidsniveaumeter (SLM) op het referentiepunt geplaatst (het punt
waar het hoofd van de patiënt zich zal bevinden).
De hieronder beschreven procedures hebben betrekking op kalibratie voor gebruik van zowel spraak- als warble-toon
bij audiometrie. Als beide modi moeten worden gebruikt, moet eerst de spraakkalibratie worden uitgevoerd. Als alleen
de warble-toon moet worden gebruikt, kan alleen het warble-gedeelte van de kalibratieprocedure worden uitgevoerd.
Als de spraakmodus later echter vereist is (en een spraakkalibratie wordt uitgevoerd), maakt dit elke eerdere warble-
kalibratie ongeldig, die dan moet worden herhaald. Als warble-tonen gebruikt worden als middel om de
frequentierespons in de spraakkalibratie af te stellen (zie Paragraaf A2.4.1.1), dan maakt dit elke eerdere warble-
kalibratie ongeldig, die dan zou moeten worden herhaald wanneer het testen van warble-tonen vereist is.
A2.4 VRIJEVELD SPRAAKKALIBRATIE
Dit gebeurt in twee stappen:
1) Het spraakkanaal, dat twee elementen bevat:
1. Een optionele egalisatiefase
2. Een niveau-instellende fase
2) Het maskeerruis-kanaal, dat mag worden wegelaten als maskeerruis niet gebruikt zal worden
32 MODEL 260 GEBRUIKSAANWIJZING
Interacoustics AP70
Interacoustics ALS7
APPENDIX 2 – VRIJEVELD-KALIBRATIEPROCEDURE