APPENDIX 1 - SPRAAKAUDIOMETRIE
De model 260 audiometer kan worden gebruikt in de volgende spraakmodi. Gebruikers moeten zich er echter van
bewust zijn dat er steeds meer professionele meningen zijn die live-spraakaudiometrie niet aanbevelen. Voor
audiometrie met opgenomen spraak mag alleen materiaal worden gebruikt met een bekende relatie met het
kalibratiesignaal. Gebruik de SPEECH-toets om te schakelen tussen MIC1 (live) of LINE (opgenomen) ingangen.
Opmerkingen over het gebruik van opgenomen testmateriaal:
•
De line input van de audiometer is bedoeld voor aansluiting op audioapparaten die signalen kunnen
uitvoeren met de industriestandaard spanningsamplitude op line-niveau van 0,707 Vrms.
•
Het gebruik van andere soorten output (bijv. Koptelefoonaansluitingen, laptopaudio-aansluitingen) kan
resulteren in een vermindering van het signaalniveau.
•
Hoewel enige compensatie voor een verlaagd niveau mogelijk is met de audiometer, is het ook mogelijk om
de signaalniveaus van opgenomen spraaktestmateriaal te verhogen door gebruik te maken van vrij
verkrijgbare P.C.-software. Neem contact op met uw distributeur voor details.
Koptelefoon en vrijeveld testen
Merk op dat de line output voor het gebruik van vrijeveld testen alleen actief zijn als FREEFIELD geselecteerd is.
•
Als er een koptelefoontest wordt uitgevoerd, is het raadzaam om elke aangesloten versterker uit te schakelen
•
Als vrijeveld-testen worden uitgevoerd, moet deze optie altijd worden geselecteerd op de audiometer; hierdoor
worden de uitgangen van koptelefoons, beengeleider en maskeer telefoons losgekoppeld en wordt ervoor
gezorgd dat de juiste gekalibreerde uitgangsniveaus worden bereikt
•
Als vrijeveld equivalente output vereist is via de koptelefoon bij spraakaudiometrie, moet de FREE-FIELD
EQUIVALENT optie worden geselecteerd (zie Paragraaf 3.4.2)
Operator Monitoring
Als een akoestische cabine wordt gebruikt, is een patiëntmicrofoon aangesloten op de MIC2-ingang, terwijl de
headset/oortelefoon voor de gebruiker is aangesloten op de MONITOR-uitgang. De luisterniveaus van de gebruiker
kunnen als volgt worden aangepast:
•
Het niveau van het spraaksignaal wordt geregeld door de FREQUENCY -toetsen, in stappen van 2dB
•
Het niveau van de patiënt wordt geregeld door de SIGNAL -toetsen te gebruiken terwijl u TALKBACK ingedrukt
houdt; Druk op de TALKBACK-toets om talkback in en uit te schakelen
Testmodi van Spraakaudiometrie
In eerste instantie kan bij spraakaudiometrie ieder oor geselecteerd zijn, waarbij het outputniveau wordt geregeld door
de SIGNAL -toetsen in stappen van 2,5 dB of 5 dB. Door op TEST MENU te drukken, wordt de spraak naar beide oren
geleid (Stenger-test met spraak), waarbij het linker uitgangsniveau wordt bestuurd door de SIGNAL -toetsen en het
rechter uitgangsniveau wordt bestuurd door de MASKING -toetsen. Door nogmaals op TEST MENU te drukken, keert
u terug naar de oorspronkelijke spraakmodus.
A1.1 LIVE SPRAAKAUDIOMETRIE NAAR KOPTELEFOON
A1.1.1 Setup:
a) Sluit een microfoon aan op de MIC1-ingang op de audiometer
b) Druk herhaaldelijk op SPEECH om ervoor te zorgen dat 'MIC' in hoofdletters linksonder op het scherm wordt
weergegeven (wat aangeeft dat de externe microfoon is geselecteerd)
27 MODEL 260 GEBRUIKSAANWIJZING
APPENDIX 1 - SPRAAKAUDIOMETRIE