8. Druk voor het instellen van het lageluchtdrukalarm op de toetsen ▲ of ▼.
Het ingedrukt houden van de toets leidt u naar de snelinstelling.
9. Druk voor het bevestigen van de instelling op de ALARM-toets. Het knipperen van
de weergave stopt.
10. Druk op de SET-toets om het alarm in of uit te schakelen. Het symbool ((( ))) geeft
aan dat het alarm is ingeschakeld.
11.Druk op de ALARM-toets om de instellingen voor het binnentemperatuuralarm te
openen.
BINNENTEMPERATUURALARMEN
1. De weergave voor het alarm bij hoge binnentemperatuur is zichtbaar.
2. Houd de SET-toets ongeveer 2 seconden ingedrukt. De weergave voor de
binnentemperatuur knippert.
3. Druk voor het instellen van het alarm voor hoge binnentemperatuur op de toetsen
▲ of ▼. Het ingedrukt houden van de toets leidt u naar de snelinstelling.
4. Druk voor het bevestigen van de instelling op de ALARM-toets. Het knipperen van
de binnentemperatuurweergave stopt.
5. Druk op de SET-toets om het alarm in of uit te schakelen. Het symbool ((( ))) geeft
aan dat het alarm is ingeschakeld.
6. Druk eenmaal op de ALARM-toets. De weergave
voor het alarm bij lage binnentemperatuur wordt
zichtbaar.
7. Houd de SET-toets ongeveer 2 seconden ingedrukt. De weergave voor de
binnentemperatuur knippert.
8. Druk voor het instellen van het alarm voor lage binnentemperatuur op de toetsen
▲ of ▼. Het ingedrukt houden van de toets leidt u naar de snelinstelling.
9. Druk voor het bevestigen van de instelling op de ALARM-toets. Het knipperen van
de binnentemperatuurweergave stopt.
10. Druk op de SET-toets om het alarm in of uit te schakelen. Het symbool ((( ))) geeft
aan dat het alarm is ingeschakeld.
11.Druk op de ALARM-toets om de instellingen voor het alarm bij
binnenluchtvochtigheid te openen.
ALARMEN BINNENLUCHTVOCHTIGHEID
22