De thermo-hygro-sensor meet de buitentemperatuur en de luchtvochtigheid, verzamelt
tevens de gegevens van wind- en regensensor en verzendt al deze weergegevens van
buiten naar de draadloze weergavemodule. Daarom moet de thermo-hygro-sensor zich
binnen het zendbereik van 100 meter tot de draadloze weergave bevinden. Daardoor
kunnen wind- en regensensor op een relatief grote afstand t.o.v. de thermo-hygro-
sensor in plaats van t.o.v. de draadloze weergavemodule worden geplaatst. Zie hiervoor
het bovenstaande overzichtsdiagram "Draadloze gegevensoverdracht".
•
De wind- en regensensor moet binnen een zendbereik van 50 meter tot de
thermo-hygro-sensor en zo mogelijk aan dezelfde kant van het gebouw worden
gemonteerd.
De draadloze weergavemodule moet binnen een zendbereik van 25 meter tot de
•
USB-transceiver worden geplaatst om weergegevens naar de pc te kunnen
verzenden.
Als tijdens de plaatsing van de sensoren op de voorziene locaties het draadloos-
symbool ( ) van de weergave
verdwijnt, kan de betreffende sensor zich te ver van de draadloze weergave bevinden.
Probeer de draadloze weergave en de sensor dichter bij elkaar te brengen en wacht
enkele minuten af of het draadloos-symbool opnieuw wordt weergegeven. Als het
draadloos-symbool na de positieverandering van weergavemodule of sensor nog
steeds niet wordt weergegeven, drukt u de toets ▲ (pijl omhoog) 2 seconden in om
een hersynchronisatie tussen de draadloze weergave en de sensoren uit te voeren.
WINDSENSOR
De windsensor moet met zijn voorzijde (het zonnepaneel) precies naar het zuiden
worden gemonteerd, omdat anders de windrichting onjuist wordt weergegeven. De
montage moet plaatsvinden binnen het zendbereik van 50 meter tot de thermo-hygro-
sensor en bij voorkeur aan dezelfde kant van het gebouw. Het dak kan een ideale, maar
ook minder ideale montagelocatie zijn. Bevestig het hoofdapparaat aan de schacht van
de masthouder. Gebruik de rechtehoekadapter als u de windsensor horizontaal aan de
mast of aan het montageoppervlak wilt bevestigen.
Monteer de windsensor met behulp van de meegeleverde beugelschroeven, moeren en
plaatjes aan een passende mast.
Tip: voor nauwkeurige windmeetwaarden moet u de windsensor zodanig aan de mast
monteren, dat de wind de sensor ongehinderd vanuit elke richting kan bereiken. De
ideale mastdiameter bedraagt tussen 16 en 33 mm. De windsensor heeft geen
vervangbare batterijen. De stroomvoorziening komt vanaf het zonnepaneel, dat
automatisch het interne batterijenpakket oplaadt.
REGENSENSOR
De regensensor moet worden gemonteerd op een open, vlak en licht terrein, binnen het
zendbereik van 50 meter tot de thermo-hygro-sensor en aan dezelfde kant van het
gebouw als die sensor. Bevestig de regensensor minstens 0,5 meter boven de grond
voor een optimale signaaloverdracht. De sensor moet goed toegankelijk zijn om deze te
kunnen ontdoen van aanslag en insecten.
1
0