Sluitertijd voor elke flitsinstelling
Flitsinstelling
q
@
t
`
De sluitertijd wordt maximaal 1 seconde in de volgende gevallen.
¼
– Als de optische beeldstabilisator ingesteld is op [OFF].
– Als de camera heeft geconstateerd dat er weinig cameratrilling is wanneer de optische
beeldstabilisator is ingesteld.
• Bij gebruik van de Intelligente Auto-modus is de sluitertijd afhankelijk van de
geïdentificeerde scène.
• Bij gebruik van de scènefunctie zal de sluitertijd verschillen van die in de bovenstaande
tabel.
Opmerking
• Als u de flitser te dicht bij een voorwerp brengt, wordt het voorwerp mogelijk vervormd
of verkleurd door de hitte of het licht van de flits.
• Als u een opname maakt buiten het flitsbereik, wordt het onderwerp mogelijk verkeerd
belicht en kan de opname te donker of te licht zijn.
• Wanneer de flitser wordt opgeladen, knippert het flitspictogram rood en kunt u geen
opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
• De witbalans wordt mogelijk niet goed ingesteld als het flitsniveau niet toereikend is voor
het onderwerp.
• Bij gebruik van [Flitsburst] met de scènefunctie of een snelle sluitertijd, is het flitseffect
mogelijk niet toereikend.
• Het kan even duren om de flitser op te laden als u opnieuw een opname wilt maken.
Maak de opname nadat de geheugen aanduiding is verdwenen.
• Het effect van rode-ogencorrectie verschilt van persoon tot persoon. Als het onderwerp
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, is het effect mogelijk niet
aanwezig.
Gevorderd (Opnamen maken)
Sluitertijd (Sec.)
1/60 tot 1/1600
Flitsinstelling
[
o
- 54 -
Sluitertijd (Sec.)
1 tot 1/1600
1 of 1/4 tot 1/1600