Opnamegegevens voor bijvoorbeeld scherpstelling en sluitertijd controleren
A
B
E
F
G
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-kader (normaal)
C AF-kader (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D Focusbereik
1
E ISO-gevoeligheid
F Diafragmawaarde
G Sluitertijd
2
Het focusbereik (het gebied waarin kan worden scherpgesteld) wordt weergegeven
1
tijdens het zoomen.
Als de juiste belichting niet kan worden verkregen, wordt deze rood weergegeven.
2
(Bij gebruik van de flitser wordt de belichting echter niet rood weergegeven.)
Er is niet op het onderwerp scherpgesteld (bijvoorbeeld omdat het
1 Richt het AF-kader op het onderwerp en druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en de belichting in te stellen.
2 Houd de ontspanknop half ingedrukt terwijl u het toestel beweegt en de
beeldcompositie maakt.
• U kunt herhaaldelijk de acties in stap
1 opnieuw proberen voordat u de
ontspanknop volledig indrukt.
• U kunt ook scherpstellen en de belichting
instellen door het scherm aan te raken.
(Touch AF/AE, P30)
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt.
(P80)
Onderwerpen en opnameomstandigheden waarbij het moeilijk is scherp te stellen
• Snel bewegende onderwerpen, extreem heldere onderwerpen of onderwerpen zonder contrast
• Wanneer de display van het focusbereik rood wordt weergegeven
• Wanneer u opnamen maakt van onderwerpen door een raam of in de buurt van
glanzende voorwerpen
• Wanneer het donker is of bij het optreden van golfbeweging
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een opname
maakt van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Focus
C
Aanduiding
voor de
D
scherpstelling
AF-zone
Geluid
2
onderwerp niet centraal in beeld is)
Basiskennis
Wanneer er
scherp gesteld is
op het onderwerp
Aan
Wit"Groen
2 pieptonen
- 27 -
Wanneer er niet
scherp gesteld is
op het onderwerp
Knippert
Wit"Rood
4 pieptonen