moet u schakelhendel in de neutraalstand zetten en
met de motortoerentalregelaar van de neutraalstand
de motor op toeren houden, zodat het mengen
blijft doorgaan.
• U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in
beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt.
• Let op veranderingen in de gebruiksdosis die
kunnen aangeven dat uw snelheid te hoog is voor
het bereik van de spuitdoppen of dat er problemen
zijn met het spuitsysteem.
De spuitmachine reinigen
Belangrijk: U moet de spuitmachine altijd
onmiddellijk na elk gebruik leeg laten lopen en
reinigen. Indien u dit nalaat, kan dit tot gevolg
hebben dat de chemische stoffen uitdrogen of dik
worden in de leidingen, waardoor de pomp en
andere onderdelen verstopt raken.
Reinig het spuitsysteem na elke spuitbeurt. Om het
spuitsysteem goed te reinigen, moet u als volgt te werk
gaan:
• Spoel het systeem drie keer om.
• Gebruik minimaal 190 liter per spoelbeurt.
• Gebruik de reinigings- en neutraliseermiddelen die
worden aanbevolen door de fabrikanten van de
chemische stoffen.
• Gebruik zuiver, schoon water (zonder reinigings- en
neutraliseermiddelen) voor de laatste spoelbeurt.
De spoeltank bevindt zich op de voorkant, rechts van de
chemicaliëntank (Figuur 26). Als u de optionele spoelset
monteert, kunt u deze tank vullen met schoonwater en
automatisch de hoofdtank, de toevoerleidingen van de
spuitbomen en de spuitdoppen omspoelen.
Figuur 26
1. Spoeltank ( voor gebruik met optionele spoelset, 106-4842)
1. Breng de spuitmachine tot stilstand, stel de
parkeerrem in werking, zet de schakelhendel in de
neutraalstand en zet de motor af. De tank loopt leek
aan de linkerkant van de machine.
2. Ga naar de aftapplug aan de rechterkant van de
machine (Figuur 27). De plug bevindt zich op de
beugel van de bumper naast de accu.
2
1. Aftapplug van tank
2. Lynchpen
A. Verwijder de lynchpen op de beugel waarmee de
aftapplug aan de machine is bevestigd en laat de
plug op de grond rusten.
B. Gebruik de plug om ongebruikt materiaal
uit de tank te laten lopen en af te voeren
volgens de plaatselijk geldende voorschriften
en de instructies van de fabrikant (Figuur 28).
Hierdoor kan eventueel achtergebleven materiaal
in de lijn worden afgevoerd.
33
1
Figuur 27
g0131
10