Menu MENU TOOLS (Menu hulpmiddelen)
SENSOR INFORMATION
(Sensorinformatie)
KEY GUIDE
(Bedieningsaanwijzing)
DATA COPY (Gegevenskopie)
CUSTOMIZE SETTING
(Instelling aanpassen)
MULTI DISPLAY (Meerdere beeldschermen)
Menu MULTI DISPLAY (Meerdere beeldschermen)
MONITOR NO. (Monitornummer)
TARGET MONITOR NO.
(Doelmonitornummer)
INDIVIDUAL ADJUST
(Afzonderlijk aanpassen)
ON (Aan)
Als u [ON] (Aan) selecteert, wordt de melding HUMAN SENSOR ON (Persoonsdetectie aan) weergegeven
op de monitor. Als u [OFF] (Uit) selecteert, wordt de melding HUMAN SENSOR ON (Persoonsdetectie
aan) niet weergegeven op de monitor.
Als u [ON] (Aan) selecteert, wordt de bedieningsaanwijzing op het scherm weergegeven wanneer het
OSD-menu wordt geopend.
Selecteer [DATA COPY] (Gegevenskopie) en raak de toets INPUT/SELECT (Invoer/Selecteren) aan
om het kopiëren van gegevens van de hoofdmonitor naar de submonitor(s) te starten. Er verschijnt een
indicator 'PROCEEDING...' (Voortgang) op het scherm.
OPMERKING:
Deze functie is alleen bedoeld voor de hoofdmonitor in ControlSync.
Alle instellingen die in het ControlSync-diagram (zie
worden gekopieerd van de hoofdmonitor naar de submonitor(s).
Hiermee worden de huidige instellingen opgeslagen om ze eenvoudig opnieuw in te stellen.
Voor het opslaan van de huidige instellingen: Raak de toets INPUT/SELECT (Invoer/Selecteren) aan.
Wanneer een waarschuwingsbericht wordt weergegeven, raakt u de toets ECO/RESET (Eco/Opnieuw
instellen) aan. De huidige instellingen worden opgeslagen.
Voor het herstellen van de instellingen: Raak de toets MENU minstens drie seconden aan terwijl het
OSD-menu is gesloten.
Deze functie is voor [INDIVIDUAL ADJUST] (Afzonderlijk aanpassen).
Hiermee wordt het monitornummer voor elke monitor ingesteld.
U kunt met [INDIVIDUAL ADJUST] (Afzonderlijk aanpassen) een submonitor bedienen vanaf de
hoofdmonitor:
Deze functie is voor het bedienen van een submonitor vanaf de hoofdmonitor. Dit is handig als de
submonitor op een plek staat waar u niet bij kunt.
Stel het monitornummer voor elke monitor in. Als u voor elke monitor een uniek nummer instelt, kunt u een
specifieke monitor bedienen. Als u dezelfde nummers voor een aantal monitors instelt, kunt u de monitors
met hetzelfde nummer gelijktijdig bedienen.
OPMERKING:
Een hoofdmonitor dient alleen met ControlSync OUT te zijn aangesloten. Sluit een
hoofdmonitor niet aan met ControlSync IN. Zie ControlSync voor informatie over hoofd- en
submonitors
(pagina
Hiermee wordt het OSD van de submonitor met behulp van de bedieningstoetsen van de hoofdmonitor
bediend.
Het submonitornummer dat bij [MONITOR NO.] (Monitornummer) is ingesteld, wordt ingesteld. Als u
de toets INPUT/SELECT (Invoer/Selecteren) aanraakt, wordt het monitornummer voor elke submonitor
weergegeven.
Voor het bedienen van een afzonderlijke submonitor vanaf de hoofdmonitor.
Zodra [ON] (Aan) is ingesteld, wordt de bediening op de hoofdmonitor weerspiegeld in het OSD van de
submonitor.
Als u [INDIVIDUAL ADJUST] (Afzonderlijk aanpassen) wilt uitschakelen, raakt u de toetsen INPUT
(Invoer) en MENU tegelijkertijd aan.
OPMERKING:
Sluit monitors aan met de ControlSync-kabels.
Nederlands−45
pagina
21).
22) zijn gespecificeerd,