De functie Auto Brightness (Automatische helderheid)
gebruiken
De helderheid van het LCD-scherm kan worden aangepast afhankelijk van de hoeveelheid omgevingslicht in de ruimte. Als de kamer
licht is, produceert de monitor een vergelijkbare hoeveelheid meer licht. Als de kamer donker is, geeft de monitor minder licht. Het
doel van deze functie is om het kijken naar de monitor comfortabeler voor het oog te maken in verschillende verlichtingssituaties.
INSTELLING
Gebruik de volgende procedures om het helderheidsbereik in te stellen dat door de monitor moet worden gebruikt wanneer de
functie [AUTO BRIGHTNESS] (Automatische helderheid) wordt ingeschakeld.
1. Stel een niveau voor een lichte ruimte in. Dit is het hoogste helderheidsniveau dat door de monitor wordt gekozen wanneer
het omgevingslichtniveau het hoogst is. Configureer deze instelling wanneer het lichtniveau in de ruimte het hoogst is.
Selecteer [ON] (aan) in het menu [AUTO BRIGHTNESS] (Automatische helderheid) (Afbeelding 1). Gebruik vervolgens
de toetsen aan de voorkant om de cursor te verplaatsen naar de instelling voor [BRIGHTNESS] (Helderheid). Kies het
gewenste helderheidsniveau (Afbeelding 2).
2. Stel een niveau voor een donkere ruimte in. Dit is het laagste helderheidsniveau dat door de monitor wordt gekozen wanneer
het omgevingslichtniveau laag is. Zorg dat de kamer zo donker mogelijk is wanneer u dit niveau instelt.
Gebruik vervolgens de toetsen aan de voorkant om de cursor te verplaatsen naar de instelling voor [BRIGHTNESS]
(Helderheid). Kies het gewenste helderheidsniveau (Afbeelding 3).
Wanneer de functie [AUTO BRIGHTNESS] (Automatische helderheid) is ingeschakeld, wordt het helderheidsniveau van het
scherm automatisch aangepast aan het lichtniveau van de kamer (Afbeelding 4).
[BRIGHTNESS] (Helderheids)-
niveau dat voor de monitor
is ingesteld om bij weinig
omgevingslicht te gebruiken.
Lb: Grens tussen lichte en donkere verlichtingscondities, ingesteld in de fabriek
L1: [BRIGHTNESS] (Helderheids)-niveau dat voor de monitor is ingesteld om bij veel omgevingslicht te gebruiken. (L1>Lb)
L2:[BRIGHTNESS] (Helderheids)-niveau dat voor de monitor is ingesteld om bij weinig omgevingslicht te gebruiken. (L2<Lb)
L1 en L2 zijn door de gebruiker ingestelde helderheidsniveaus om te compenseren voor verandering in de omgevingsverlichting.
Afbeelding 1
donker
Afbeelding 3
helder omgevingslicht
Waarde voor de schermhelderheid op basis van de functie [AUTO BRIGHTNESS] (Automatische helderheid)
Afbeelding 4
Nederlands−34
Afbeelding 2
[BRIGHTNESS] (Helderheids)-bereik
[BRIGHTNESS] (Helderheids)-niveau dat
voor de monitor is ingesteld om bij veel
omgevingslicht te gebruiken.
Helder omgevingslicht
licht
einig omgevingslicht